Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. kringelen:
  2. kringel:


Dutch

Detailed Translations for kringelen from Dutch to English

kringelen:

kringelen verb (kringel, kringelt, kringelde, kringelden, gekringeld)

  1. kringelen (in kringetjes ronddraaien)
    to coil; to circle; to wreathe
    • coil verb (coils, coiled, coiling)
    • circle verb (circles, circled, circling)
    • wreathe verb (wreathes, wreathed, wreathing)

Conjugations for kringelen:

o.t.t.
  1. kringel
  2. kringelt
  3. kringelt
  4. kringelen
  5. kringelen
  6. kringelen
o.v.t.
  1. kringelde
  2. kringelde
  3. kringelde
  4. kringelden
  5. kringelden
  6. kringelden
v.t.t.
  1. ben gekringeld
  2. bent gekringeld
  3. is gekringeld
  4. zijn gekringeld
  5. zijn gekringeld
  6. zijn gekringeld
v.v.t.
  1. was gekringeld
  2. was gekringeld
  3. was gekringeld
  4. waren gekringeld
  5. waren gekringeld
  6. waren gekringeld
o.t.t.t.
  1. zal kringelen
  2. zult kringelen
  3. zal kringelen
  4. zullen kringelen
  5. zullen kringelen
  6. zullen kringelen
o.v.t.t.
  1. zou kringelen
  2. zou kringelen
  3. zou kringelen
  4. zouden kringelen
  5. zouden kringelen
  6. zouden kringelen
en verder
  1. heeft gekringeld
  2. hebben gekringeld
diversen
  1. kringel!
  2. kringelt!
  3. gekringeld
  4. kringelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kringelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
circle bond; cirkel; club; gilde; kring; kringel; kringvormig; leefgemeenschap; orde; organisatie; rondje; societiet; sociëteit; soos; unie; vereniging; woongemeenschap
coil draai; haspel; kink; klos; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming; snoerspoel; spiraal; spoel; werktuig om garen te winden; winder; winding
VerbRelated TranslationsOther Translations
circle in kringetjes ronddraaien; kringelen cirkelen; draaien om; omcirkelen; omheenrijden
coil in kringetjes ronddraaien; kringelen
wreathe in kringetjes ronddraaien; kringelen

Related Words for "kringelen":


kringel: