Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. makkelijk:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for makkelijk from Dutch to English

makkelijk:


Translation Matrix for makkelijk:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
effortless eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel in een handomdraai; moeiteloos; vanzelf; zonder moeite
simple eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel achtergebleven; achterlijk; argeloos; bescheiden; dunnetjes; eenvoudig; magertjes; naief; naïef; nederig; niet voornaam; ongecompliceerd; onnozel; schraal; schraaltjes; simpel; sobertjes; van eenvoudige komaf
AdverbRelated TranslationsOther Translations
easily eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel gemakkelijk; verreweg
ModifierRelated TranslationsOther Translations
easy eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel eenvoudig; gerust; in een handomdraai; langzaamaan; luchthartig; moeiteloos; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; ongecompliceerd; simpel; vanzelf; zonder moeite; zorgeloos
not difficult eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel
not hard eenvoudig; gemakkelijk; licht; makkelijk; niet moeilijk; simpel

Related Words for "makkelijk":

  • makkelijker, makkelijkere, makkelijkst, makkelijkste, makkelijke

Wiktionary Translations for makkelijk:

makkelijk
adjective
  1. niet moeilijk, waar weinig moeite en inspanning voor vereist is
    • makkelijkeasy
makkelijk
adjective
  1. consenting readily to sex
  2. requiring little skill or effort
  3. uncritically satisfied with oneself or one's achievements
adverb
  1. without difficulty

Cross Translation:
FromToVia
makkelijk easy leichteinfach (nicht schwierig)

Related Translations for makkelijk