Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. opsnappen:


Dutch

Detailed Translations for opsnappen from Dutch to English

opsnappen:

opsnappen verb (snap op, snapt op, snapte op, snapten op, opgesnapt)

  1. opsnappen (oprapen; oppikken; oppakken)
    to pick up; to gather; to glean; to collect
    • pick up verb (picks up, picked up, picking up)
    • gather verb (gathers, gathered, gathering)
    • glean verb (gleans, gleaned, gleaning)
    • collect verb (collects, collected, collecting)

Conjugations for opsnappen:

o.t.t.
  1. snap op
  2. snapt op
  3. snapt op
  4. snappen op
  5. snappen op
  6. snappen op
o.v.t.
  1. snapte op
  2. snapte op
  3. snapte op
  4. snapten op
  5. snapten op
  6. snapten op
v.t.t.
  1. heb opgesnapt
  2. hebt opgesnapt
  3. heeft opgesnapt
  4. hebben opgesnapt
  5. hebben opgesnapt
  6. hebben opgesnapt
v.v.t.
  1. had opgesnapt
  2. had opgesnapt
  3. had opgesnapt
  4. hadden opgesnapt
  5. hadden opgesnapt
  6. hadden opgesnapt
o.t.t.t.
  1. zal opsnappen
  2. zult opsnappen
  3. zal opsnappen
  4. zullen opsnappen
  5. zullen opsnappen
  6. zullen opsnappen
o.v.t.t.
  1. zou opsnappen
  2. zou opsnappen
  3. zou opsnappen
  4. zouden opsnappen
  5. zouden opsnappen
  6. zouden opsnappen
diversen
  1. snap op!
  2. snapt op!
  3. opgesnapt
  4. opsnappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opsnappen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
collect oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen aannemen; aanvaarden; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; iets ophalen; in ontvangst nemen; inwinnen; inzamelen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meenemen; meepikken; ontvangen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppikken; oppotten; opsteken; plukken; sparen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen; weghalen; wegnemen
gather oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen bij elkaar vegen; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeenkomen; bijeenrapen; bijeenzoeken; binnen halen; bundelen; harken; inwinnen; inzamelen; oogsten; plukken; samenkomen; samenpakken; samenrapen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen
glean oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen bijeenzamelen; oogsten; opeenhopen; oppotten; plukken; sparen; vergaren; verzamelen
pick up oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen aanhouden; aanleren; absorberen; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; bijeenzamelen; eigen maken; gevangennemen; incorporeren; inlijven; inrekenen; leren; meenemen; opduikelen; opeenhopen; ophalen; opnemen; opnemen in groter geheel; oppakken; oppikken; oppotten; opscharrelen; opsnorren; opsteken; sparen; vergaren; verwerven; verzamelen; weghalen; wegnemen