Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. preciseren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for preciseren from Dutch to English

preciseren:

preciseren verb (preciseer, preciseert, preciseerde, preciseerden, gepreciseerd)

  1. preciseren (uitwerken)
    to elaborate; to work out; to draw up; to compute
    • elaborate verb (elaborates, elaborated, elaborating)
    • work out verb (works out, worked out, working out)
    • draw up verb (draws up, drew up, drawing up)
    • compute verb (computes, computed, computing)
  2. preciseren (nader omschrijven)
    to state precisely; to define
    • state precisely verb (states precisely, stated precisely, stating precisely)
    • define verb (defines, defined, defining)

Conjugations for preciseren:

o.t.t.
  1. preciseer
  2. preciseert
  3. preciseert
  4. preciseren
  5. preciseren
  6. preciseren
o.v.t.
  1. preciseerde
  2. preciseerde
  3. preciseerde
  4. preciseerden
  5. preciseerden
  6. preciseerden
v.t.t.
  1. heb gepreciseerd
  2. hebt gepreciseerd
  3. heeft gepreciseerd
  4. hebben gepreciseerd
  5. hebben gepreciseerd
  6. hebben gepreciseerd
v.v.t.
  1. had gepreciseerd
  2. had gepreciseerd
  3. had gepreciseerd
  4. hadden gepreciseerd
  5. hadden gepreciseerd
  6. hadden gepreciseerd
o.t.t.t.
  1. zal preciseren
  2. zult preciseren
  3. zal preciseren
  4. zullen preciseren
  5. zullen preciseren
  6. zullen preciseren
o.v.t.t.
  1. zou preciseren
  2. zou preciseren
  3. zou preciseren
  4. zouden preciseren
  5. zouden preciseren
  6. zouden preciseren
diversen
  1. preciseer!
  2. preciseert!
  3. gepreciseerd
  4. preciserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for preciseren:

NounRelated TranslationsOther Translations
draw up opmaken; opstellen; redigeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
compute preciseren; uitwerken begroten; berekenen; ramen; schatten
define nader omschrijven; preciseren aanduiden; aangeven; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; beschrijven; definiëren; iets aanwijzen; indiceren; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; mededelen; omlijnen; omschrijven; typeren; uiteenzetten; verhalen; vertellen; wijzen; zeggen
draw up preciseren; uitwerken becijferen; berekenen; calculeren; lichten; naar boven trekken; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogrukken; uitrekenen; uitwerken
elaborate preciseren; uitwerken
state precisely nader omschrijven; preciseren
work out preciseren; uitwerken begroten; ramen; resultaat; resulteren; schatten; tot gevolg hebben; uitmonden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
elaborate breedsprakig; breedvoerig; doorwrocht; in details; langdradig; lijvig; omslachtig; omstandig; omvangrijk; overvloedig; rijkelijk; royaal; ruimschoots; scheutig; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; verregaand; volumineus; wijdlopig

Wiktionary Translations for preciseren:


Cross Translation:
FromToVia
preciseren specify präzisieren — (transitiv) etwas genauer beschreiben, eingrenzen