Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. rimram:


Dutch

Detailed Translations for rimram from Dutch to English

rimram:

rimram [de ~ (m)] noun

  1. de rimram (kletskoek; humbug; flauwekul; )
    the nonsense; the baloney; the twaddle; the humbug; the folly; the tattle; the piffle

Translation Matrix for rimram:

NounRelated TranslationsOther Translations
baloney apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin flut; gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat
folly apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin dwaasheid; gein; gekheid; gekkigheid; gekte; idioterie; jolijt; keet; leut; lol; malheid; plezier; pret; uitzinnigheid; verdwaasdheid; verdwazing; zotheid
humbug apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin flut
nonsense apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebazel; gein; gekkenpraat; humbug; jolijt; keet; klets; kletspraat; kul; larie; leut; lol; malheid; mallepraat; nonsens; onzin; plezier; pret; quatsch; wartaal; zotteklap
piffle apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat
tattle apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin klets; kletspraat; quatsch
twaddle apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat
VerbRelated TranslationsOther Translations
tattle betrappen; overbrieven; snappen; uit de school klappen; verklikken
twaddle kletspraat verkopen; lullen; zemelen; zeveren; zwammen; zwetsen