Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. toelopen:
  2. toeloop:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toelopen from Dutch to English

toelopen:

toelopen verb (loop toe, loopt toe, liep toe, liepen toe, toegelopen)

  1. toelopen
    to walk; to come up to; to walk to; walk there; to come running to
    • walk verb (walks, walked, walking)
    • come up to verb (comes up to, came up to, coming up to)
    • walk to verb (walks to, walked to, walking to)
    • walk there verb
    • come running to verb (comes running to, came running to, coming running to)

Conjugations for toelopen:

o.t.t.
  1. loop toe
  2. loopt toe
  3. loopt toe
  4. lopen toe
  5. lopen toe
  6. lopen toe
o.v.t.
  1. liep toe
  2. liep toe
  3. liep toe
  4. liepen toe
  5. liepen toe
  6. liepen toe
v.t.t.
  1. heb toegelopen
  2. hebt toegelopen
  3. heeft toegelopen
  4. hebben toegelopen
  5. hebben toegelopen
  6. hebben toegelopen
v.v.t.
  1. had toegelopen
  2. had toegelopen
  3. had toegelopen
  4. hadden toegelopen
  5. hadden toegelopen
  6. hadden toegelopen
o.t.t.t.
  1. zal toelopen
  2. zult toelopen
  3. zal toelopen
  4. zullen toelopen
  5. zullen toelopen
  6. zullen toelopen
o.v.t.t.
  1. zou toelopen
  2. zou toelopen
  3. zou toelopen
  4. zouden toelopen
  5. zouden toelopen
  6. zouden toelopen
en verder
  1. ben toegelopen
  2. bent toegelopen
  3. is toegelopen
  4. zijn toegelopen
  5. zijn toegelopen
  6. zijn toegelopen
diversen
  1. loop toe!
  2. loopt toe!
  3. toegelopen
  4. toelopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toelopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
walk kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandelroute; wandeltocht
VerbRelated TranslationsOther Translations
come running to toelopen
come up to toelopen aanspreken; toespreken
walk toelopen gaan; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; stappen; stapvoets gaan; wandelen; zich begeven; zich voortbewegen
walk there toelopen
walk to toelopen

Related Words for "toelopen":


toeloop:

toeloop [de ~ (m)] noun

  1. de toeloop (drukte; toevloed; gedrang)
    the rush; the influx; the flow; the stampede; the squash
  2. de toeloop (grote menigte; drukte; veel mensen)
    the crowd
  3. de toeloop (oploopje; samenkomst)
    the gathering; the group; the crowd

Translation Matrix for toeloop:

NounRelated TranslationsOther Translations
crowd drukte; grote menigte; oploopje; samenkomst; toeloop; veel mensen accumulatie; bende; berg; drom; groep; groep mensen; hoop; horde; kluit; kudde; massa; menigte; mensenmassa; meute; samenscholing; schaar; schare; troep; volksmenigte
flow drukte; gedrang; toeloop; toevloed drukte; stroom; stroomdimensielid; teveel aan bezigheden
gathering oploopje; samenkomst; toeloop accumulatie; bende; beraadslaging; bijeenkomst; bijeenroeping; collecte; conferentie; groep; hoop; inwinnen; inzameling; manifestatie; massa; opeenhoping; ophoping; overleg; samenkomst; samenscholing; samenzijn; selectie; sortering; stel; troep; vergadering; verzameling; zitting
group oploopje; samenkomst; toeloop aantal personen bijeen; categorie; classificatie; distributiegroep; distributielijst; drom; gezelschap; groep; groep contactpersonen; groep mensen; klasse; massa; menigte; mensenmassa; partij; ploeg; team; troep
influx drukte; gedrang; toeloop; toevloed het toestromen; het toevloeien; hoogwater; toestroom; vloed
rush drukte; gedrang; toeloop; toevloed aanval; attaque; bestorming; drukte; gehaastheid; haast; haastigheid; ijl; offensief; overijling; run; runs; spoed; stormaanval; stormloop; stormlopen; temperament; teveel aan bezigheden; vurigheid
squash drukte; gedrang; toeloop; toevloed kneuzen
stampede drukte; gedrang; toeloop; toevloed
VerbRelated TranslationsOther Translations
flow golven; golvend bewegen; gulpen; gutsen; in stromen neerstorten; lopen; stromen; vloeien; voortvloeien uit
group arrangeren; classificeren; groep; groeperen; indelen; ordenen; rangeren; rangschikken; schiften; sorteren; systematiseren; uitzoeken
rush draven; haasten; hard rennen; hollen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opjagen; opschieten; pezen; reppen; snellen; spoeden; sprinten; stormlopen; tempo maken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
squash fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
rush rieten

Related Words for "toeloop":


Wiktionary Translations for toeloop:


Cross Translation:
FromToVia
toeloop afflux; influx; inflow; flow; concourse; congestion afflux — médecine|fr action d’affluer, concours des liquides vers une partie de l’organisme.