Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. tronie:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tronie from Dutch to English

tronie:

tronie [de ~ (v)] noun

  1. de tronie (porum; smoel; snuit; )
    the phiz; the face; the phizog; the trap
    the mug
    – the human face (`kisser' and `smiler' and `mug' are informal terms for `face' and `phiz' is British) 1
    • mug [the ~] noun

Translation Matrix for tronie:

NounRelated TranslationsOther Translations
face bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie aangezicht; bek; facie; front; gelaat; gevel; gezicht; letterbeeld; muil; pui; smoel; smoelwerk; tater; vlak; voorgevel; voorkant; voorzijde; waffel
mug bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie beker; coupe; drinkbeker; drinkglas; facie; glas; glazen pul; haarlijn; haarsnit; haarstijl; kopje; kroes; mok; pul
phiz bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie
phizog bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie
trap bakkes; ponum; porum; smoel; smoelwerk; snoet; snuit; tronie hinderlaag; karretje; trap; val; valkuil; valstrik; wagentje
VerbRelated TranslationsOther Translations
face confronteren; hoofd bieden; onder ogen zien; trotseren
mug overvallen
trap grijpen; klauwen; overlappen; pakken; vangen; vatten; verstrikken

Related Words for "tronie":

  • tronies, tronietje

Wiktionary Translations for tronie:

tronie
noun
  1. slang: the face