Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verzilveren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verzilveren from Dutch to English

verzilveren:

verzilveren verb (verzilver, verzilvert, verzilverde, verzilverden, verzilverd)

  1. verzilveren (in geld omzetten)
    convert into cash; to cash

Conjugations for verzilveren:

o.t.t.
  1. verzilver
  2. verzilvert
  3. verzilvert
  4. verzilveren
  5. verzilveren
  6. verzilveren
o.v.t.
  1. verzilverde
  2. verzilverde
  3. verzilverde
  4. verzilverden
  5. verzilverden
  6. verzilverden
v.t.t.
  1. heb verzilverd
  2. hebt verzilverd
  3. heeft verzilverd
  4. hebben verzilverd
  5. hebben verzilverd
  6. hebben verzilverd
v.v.t.
  1. had verzilverd
  2. had verzilverd
  3. had verzilverd
  4. hadden verzilverd
  5. hadden verzilverd
  6. hadden verzilverd
o.t.t.t.
  1. zal verzilveren
  2. zult verzilveren
  3. zal verzilveren
  4. zullen verzilveren
  5. zullen verzilveren
  6. zullen verzilveren
o.v.t.t.
  1. zou verzilveren
  2. zou verzilveren
  3. zou verzilveren
  4. zouden verzilveren
  5. zouden verzilveren
  6. zouden verzilveren
diversen
  1. verzilver!
  2. verzilvert!
  3. verzilverd
  4. verzilverend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verzilveren:

NounRelated TranslationsOther Translations
cash centen; contant geld; duit; duiten; geld; geldstukken; kasgeld; kasgelden; kasmiddelen; kasvoorraad; poen
VerbRelated TranslationsOther Translations
cash in geld omzetten; verzilveren geld in ontvangst nemen; incasseren; innen; uitbetalen
convert into cash in geld omzetten; verzilveren
ModifierRelated TranslationsOther Translations
cash baar; cash; contant

Wiktionary Translations for verzilveren:


Cross Translation:
FromToVia
verzilveren silver argenterrevêtir d’une couche d’argent.

Related Translations for verzilveren