Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verlenen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verlenen from Dutch to Spanish

verlenen:

verlenen verb (verleen, verleent, verleende, verleenden, verleend)

  1. verlenen (verstrekken; geven; schenken)
  2. verlenen (vergunnen; toekennen)

Conjugations for verlenen:

o.t.t.
  1. verleen
  2. verleent
  3. verleent
  4. verlenen
  5. verlenen
  6. verlenen
o.v.t.
  1. verleende
  2. verleende
  3. verleende
  4. verleenden
  5. verleenden
  6. verleenden
v.t.t.
  1. heb verleend
  2. hebt verleend
  3. heeft verleend
  4. hebben verleend
  5. hebben verleend
  6. hebben verleend
v.v.t.
  1. had verleend
  2. had verleend
  3. had verleend
  4. hadden verleend
  5. hadden verleend
  6. hadden verleend
o.t.t.t.
  1. zal verlenen
  2. zult verlenen
  3. zal verlenen
  4. zullen verlenen
  5. zullen verlenen
  6. zullen verlenen
o.v.t.t.
  1. zou verlenen
  2. zou verlenen
  3. zou verlenen
  4. zouden verlenen
  5. zouden verlenen
  6. zouden verlenen
diversen
  1. verleen!
  2. verleent!
  3. verleend
  4. verlenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verlenen:

NounRelated TranslationsOther Translations
suministrar leveren
VerbRelated TranslationsOther Translations
admitir toekennen; vergunnen; verlenen afrekenen; beamen; bekennen; belonen; betalen; bevestigen; bezoldigen; billijken; binnen laten; binnenlaten; dokken; dulden; gedogen; goedkeuren; gunnen; gunst verlenen; honoreren; iets als lof zeggen; iets toekennen; inlaten; inwilligen; laten; naarbinnen laten; nageven; onderschrijven; permitteren; salariëren; staven; toebedelen; toegang verschaffen; toekennen; toelaten; toestaan; toewijzen; tolereren; vergunnen
autorizar toekennen; vergunnen; verlenen akkoord gaan; autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; machtigen; permitteren; ratificeren; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming geven; toestemming verlenen; vergunnen; volmacht geven; volmachtigen
conceder geven; schenken; toekennen; vergunnen; verlenen; verstrekken beamen; bevestigen; cadeau doen; cadeau geven; doneren; dulden; duren; geven; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; onderschrijven; permitteren; schenken; staven; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
consentir toekennen; vergunnen; verlenen afgeven; autoriseren; beamen; bevestigen; billijken; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inleveren; laten; onderschrijven; overhandigen; permitteren; staven; toelaten; toestemming verlenen; vertroetelen; verwennen
dar geven; schenken; verlenen; verstrekken aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; distribueren; doneren; draaien; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; iets toekennen; ingeven; meegeven; meesturen; meezenden; ondervragen; overgeven; overhandigen; overhoren; ronddelen; schenken; toebedelen; toebrengen; toekennen; toesteken; toewijzen; uithoren; uitkeren; uitreiken; uitvragen; verdelen; verhoren; verschaffen; verstrekken; wenden; zwenken
entregar geven; schenken; verlenen; verstrekken aanbieden; aangeven; aanleveren; aanreiken; afdragen; afgeven; afleveren; afstaan; bestellen; bezorgen; brengen; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; indienen; inleveren; inschrijven; leveren; offreren; opgeven; orderen; overdragen aan; overgeven; overhandigen; presenteren; rondbrengen; schenken; strijd opgeven; thuisbezorgen; toeleveren; toesteken; uitbetalen
otorgar toekennen; vergunnen; verlenen bedelen; begiftigen; beschenken; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; schenken; toestaan; vergunnen
permitir toekennen; vergunnen; verlenen aanleunen; aanvaarden; accepteren; akkoord gaan; autoriseren; goed vinden; gunnen; iets toekennen; in staat stellen; instemmen; laten; mogelijk maken; permitteren; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toewijzen; vergunnen; veroorloven; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen; zich laten welgevallen
suministrar geven; schenken; verlenen; verstrekken aanleveren; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; binnen gieten; brengen; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; ingeven; leveren; overhandigen; thuisbezorgen; toeleveren; verstrekken; versturen; zenden

Related Definitions for "verlenen":

  1. het aan iemand of iets geven1
    • we moeten hulp verlenen aan de slachtoffers1

Wiktionary Translations for verlenen:

verlenen
verb
  1. iemand begunstigen met iets, iemand iets toestaan

Cross Translation:
FromToVia
verlenen otorgar gewähren — jemandem etwas Erwünschtes zugestehen
verlenen dar donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.

Related Translations for verlenen