Dutch

Detailed Translations for aansluiten from Dutch to Spanish

aansluiten:

aansluiten verb (sluit aan, sloot aan, sloten aan, aangesloten)

  1. aansluiten (bijvoegen)
  2. aansluiten

Conjugations for aansluiten:

o.t.t.
  1. sluit aan
  2. sluit aan
  3. sluit aan
  4. sluiten aan
  5. sluiten aan
  6. sluiten aan
o.v.t.
  1. sloot aan
  2. sloot aan
  3. sloot aan
  4. sloten aan
  5. sloten aan
  6. sloten aan
v.t.t.
  1. ben aangesloten
  2. bent aangesloten
  3. is aangesloten
  4. zijn aangesloten
  5. zijn aangesloten
  6. zijn aangesloten
v.v.t.
  1. was aangesloten
  2. was aangesloten
  3. was aangesloten
  4. waren aangesloten
  5. waren aangesloten
  6. waren aangesloten
o.t.t.t.
  1. zal aansluiten
  2. zult aansluiten
  3. zal aansluiten
  4. zullen aansluiten
  5. zullen aansluiten
  6. zullen aansluiten
o.v.t.t.
  1. zou aansluiten
  2. zou aansluiten
  3. zou aansluiten
  4. zouden aansluiten
  5. zouden aansluiten
  6. zouden aansluiten
diversen
  1. sluit aan!
  2. sluit aan!
  3. aangesloten
  4. aansluitende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aansluiten:

NounRelated TranslationsOther Translations
añadir bijvoegen; toeleggen; toevoegen
conectar inschakeling; koppelen; koppeling
VerbRelated TranslationsOther Translations
agregar aansluiten; bijvoegen aan mengsel toevoegen; aanvullen; bijdoen; bijmengen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; completeren; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; insluiten; optellen; toevoegen; voltallig maken
añadir aansluiten; bijvoegen aanvullen; bijdoen; bijgieten; bijleggen; bijrekenen; bijsluiten; bijtellen; bijvoegen; completeren; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; extra betalen; geld toe leggen; inschenken; insluiten; intappen; optellen; schenken; serveren; tappen; toevoegen; voltallig maken
conectar aansluiten aandoen; aanmaken; aanzetten; deelnemen; doorverbinden; inschakelen; koppelen; paren; starten; verbinden; verbinding maken

Antonyms for "aansluiten":


Related Definitions for "aansluiten":

  1. ergens bij gaan horen of er lid van worden1
    • wij hebben ons bij de tennisclub aangesloten1
  2. ergens bij passen, ergens op volgen1
    • deze les sluit goed aan bij de vorige1
  3. het ergens mee in contact brengen1
    • de televisie is nog niet op de kabel aangesloten1

Wiktionary Translations for aansluiten:

aansluiten
verb
  1. op elkaar volgen
  2. een verbinding tot stand brengen
  3. passend maken
  4. bij een groep of organisatie gaan behoren

Cross Translation:
FromToVia
aansluiten conectar connect — to join an electrical or telephone line
aansluiten instalar install — set something up for use
aansluiten comunicar aboucher — (vieilli) Faire trouver deux ou plusieurs personnes dans un lieu pour qu’elles conférer ensemble.
aansluiten conectar; comunicar connecterjoindre, rattacher ensemble deux liens.
aansluiten anudar; ligar; atar nouerlier au moyen d’un nœud, d'un lien.
aansluiten ligar; atar; encuadernar relierlier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire.

Related Translations for aansluiten