Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. beïnvloeden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beïnvloeden from Dutch to Spanish

beïnvloeden:

beïnvloeden verb (beïnvloed, beïnvloedt, beïnvloedde, beïnvloedden, beïnvloed)

  1. beïnvloeden (treffen; raken)
  2. beïnvloeden

Conjugations for beïnvloeden:

o.t.t.
  1. beïnvloed
  2. beïnvloedt
  3. beïnvloedt
  4. beïnvloeden
  5. beïnvloeden
  6. beïnvloeden
o.v.t.
  1. beïnvloedde
  2. beïnvloedde
  3. beïnvloedde
  4. beïnvloedden
  5. beïnvloedden
  6. beïnvloedden
v.t.t.
  1. heb beïnvloed
  2. hebt beïnvloed
  3. heeft beïnvloed
  4. hebben beïnvloed
  5. hebben beïnvloed
  6. hebben beïnvloed
v.v.t.
  1. had beïnvloed
  2. had beïnvloed
  3. had beïnvloed
  4. hadden beïnvloed
  5. hadden beïnvloed
  6. hadden beïnvloed
o.t.t.t.
  1. zal beïnvloeden
  2. zult beïnvloeden
  3. zal beïnvloeden
  4. zullen beïnvloeden
  5. zullen beïnvloeden
  6. zullen beïnvloeden
o.v.t.t.
  1. zou beïnvloeden
  2. zou beïnvloeden
  3. zou beïnvloeden
  4. zouden beïnvloeden
  5. zouden beïnvloeden
  6. zouden beïnvloeden
diversen
  1. beïnvloed!
  2. beïnvloedt!
  3. beïnvloed
  4. beïnvloedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beïnvloeden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
adoptar beïnvloeden; raken; treffen aannemen; adopteren; annexeren; beroeren; een mening aanhangen; een mening zijn toegedaan; inlijven; overnemen; raken; treffen
afectar beïnvloeden; raken; treffen aangaan; afbreuk doen aan; belasteren; benadelen; betreffen; bezeren; blesseren; deren; duperen; inwerken; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; slaan op; smaden; verwonden
conmover beïnvloeden; raken; treffen beroeren; bewegen; omroeren; ontroeren; opschudden; raken; roeren; treffen; zich verplaatsen
influenciar beïnvloeden; raken; treffen
influir en beïnvloeden; raken; treffen
tener que ver con beïnvloeden; raken; treffen
tener suerte beïnvloeden; raken; treffen beroeren; boffen; geluk hebben; het treffen; mazzel hebben; raken; treffen; zwijnen

Wiktionary Translations for beïnvloeden:

beïnvloeden
verb
  1. iemand of iets proberen te veranderen, invloed nemen op

Cross Translation:
FromToVia
beïnvloeden afectar affect — to influence or alter
beïnvloeden influenciar; influir influence — transitive: to exert an influence upon
beïnvloeden influir influerfaire impression sur une chose, exercer sur elle une action qui tendre à la modifier.