Dutch

Detailed Translations for echec from Dutch to Spanish

echec:

echec [het ~] noun

  1. het echec (mislukking; flop; afgang; fiasco; misser)
    el fracaso; la derrota; el fallo; el fiasco; la pérdida; el descalabro; el chasco; el malogro; el desacierto; el debacle

Translation Matrix for echec:

NounRelated TranslationsOther Translations
chasco afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser afgang; blamage; domper; kaarsendover; keerzijde; schaduwzijde; teschandemaking
debacle afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser blunder; flater; misschot; misser
derrota afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser debacle; het verliezen; ineenstorting; ineenzakking; instorting; nederlaag; ondergang; overwonnen-worden; teloorgang; tenondergang; val; verlies
desacierto afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser feil; fout; incorrectheid; onjuistheid
descalabro afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
fallo afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser abuis; blunder; domheid; dwaling; feil; flater; fout; gebrek; giller; het uitspreken; incorrectheid; manco; misgreep; misrekening; misser; misslag; misstap; misverstand; onjuistheid; oordeelvelling; schuldigverklaring; tekort; tekortkoming; uitspraak; vergissing; veroordeling; vonnis
fiasco afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser blunder; enormiteit; flater; misschot; misser
fracaso afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser blunder; enormiteit; feil; flater; fout; incorrectheid; inzakking; knak; kneusje; knik; malaise; mislukkeling; misschot; misser; onjuistheid; slapheid; slapte; stuklopen; vastlopen
malogro afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser
pérdida afgang; echec; fiasco; flop; mislukking; misser debacle; het verliezen; lek; lekkage; nederlaag; ondergang; overwonnen-worden; teloorgang; tenondergang; val; verlies

Related Words for "echec":

  • echecs