Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. eentje:
  2. een:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for eentje from Dutch to Spanish

eentje:

eentje adj

  1. eentje (een)

Translation Matrix for eentje:

NounRelated TranslationsOther Translations
solo alleenzang; solo; solodeel; solopartij; solospel; solozang
ModifierRelated TranslationsOther Translations
completamente solo een; eentje
solo een; eentje afzonderlijk; alleenstaand; apart; enkel; enkelvoudig; gescheiden; losstaand; onafhankelijk; op zich; op zichzelf; op zichzelf staand; separaat; single; vereenzaamd; vrijstaand

Related Words for "eentje":


eentje form of een:


Translation Matrix for een:

NounRelated TranslationsOther Translations
solo alleenzang; solo; solodeel; solopartij; solospel; solozang
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- één
ModifierRelated TranslationsOther Translations
completamente solo een; eentje
solo een; eentje afzonderlijk; alleenstaand; apart; enkel; enkelvoudig; gescheiden; losstaand; onafhankelijk; op zich; op zichzelf; op zichzelf staand; separaat; single; vereenzaamd; vrijstaand

Related Words for "een":


Antonyms for "een":


Related Definitions for "een":

  1. geeft aan dat het woord erachter niet precies aangeduid wordt1
    • ik heb daar een jongen zien lopen1
  2. getal 11
    • je mag nog één keer raden1
  3. helemaal met elkaar verbonden1
    • man en vrouw zijn een1

Wiktionary Translations for een:


Cross Translation:
FromToVia
een una; un an — indefinite article
een elenco cast — to assign a role in a play or performance
een uno one — cardinal number 1
een un one — of a period of time
een un einunbestimmter Artikel des Maskulinums im Nominativ
een uno eins — die Kardinalzahl zwischen null und zwei
een uno; un un — Marque l’unité
een un un — Déterminant placé devant un nom.