Summary


Dutch

Detailed Translations for gelijken from Dutch to Spanish

gelijken:

gelijken [de ~] noun, plural

  1. de gelijken
    el iguales

gelijken verb (gelijk, gelijkt, geleek, geleken, geleken)

  1. gelijken (lijken op; gelijkenis vertonen met)

Conjugations for gelijken:

o.t.t.
  1. gelijk
  2. gelijkt
  3. gelijkt
  4. gelijken
  5. gelijken
  6. gelijken
o.v.t.
  1. geleek
  2. geleek
  3. geleek
  4. geleken
  5. geleken
  6. geleken
v.t.t.
  1. heb geleken
  2. hebt geleken
  3. heeft geleken
  4. hebben geleken
  5. hebben geleken
  6. hebben geleken
v.v.t.
  1. had geleken
  2. had geleken
  3. had geleken
  4. hadden geleken
  5. hadden geleken
  6. hadden geleken
o.t.t.t.
  1. zal gelijken
  2. zult gelijken
  3. zal gelijken
  4. zullen gelijken
  5. zullen gelijken
  6. zullen gelijken
o.v.t.t.
  1. zou gelijken
  2. zou gelijken
  3. zou gelijken
  4. zouden gelijken
  5. zouden gelijken
  6. zouden gelijken
diversen
  1. gelijk!
  2. gelijkt!
  3. geleken
  4. gelijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gelijken:

NounRelated TranslationsOther Translations
iguales gelijken
VerbRelated TranslationsOther Translations
asemejarse gelijken; gelijkenis vertonen met; lijken op
mostrar parecido con gelijken; gelijkenis vertonen met; lijken op
mostrar semejanza con gelijken; gelijkenis vertonen met; lijken op
parecerse a gelijken; gelijkenis vertonen met; lijken op

Wiktionary Translations for gelijken:


Cross Translation:
FromToVia
gelijken asemejar; semejar; parecerse resemble — to be like or similar to something else
gelijken parecerse ressembler — Avoir du rapport, de la conformité avec quelqu’un, avec quelque chose. (Sens général).