Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. instampen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for instampen from Dutch to Spanish

instampen:

instampen verb (stamp in, stampt in, stampte in, stampten in, ingestampt)

  1. instampen (inhameren)

Conjugations for instampen:

o.t.t.
  1. stamp in
  2. stampt in
  3. stampt in
  4. stampen in
  5. stampen in
  6. stampen in
o.v.t.
  1. stampte in
  2. stampte in
  3. stampte in
  4. stampten in
  5. stampten in
  6. stampten in
v.t.t.
  1. heb ingestampt
  2. hebt ingestampt
  3. heeft ingestampt
  4. hebben ingestampt
  5. hebben ingestampt
  6. hebben ingestampt
v.v.t.
  1. had ingestampt
  2. had ingestampt
  3. had ingestampt
  4. hadden ingestampt
  5. hadden ingestampt
  6. hadden ingestampt
o.t.t.t.
  1. zal instampen
  2. zult instampen
  3. zal instampen
  4. zullen instampen
  5. zullen instampen
  6. zullen instampen
o.v.t.t.
  1. zou instampen
  2. zou instampen
  3. zou instampen
  4. zouden instampen
  5. zouden instampen
  6. zouden instampen
en verder
  1. ben ingestampt
  2. bent ingestampt
  3. is ingestampt
  4. zijn ingestampt
  5. zijn ingestampt
  6. zijn ingestampt
diversen
  1. stamp in!
  2. stampt in!
  3. ingestampt
  4. instampend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for instampen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
apisonar inhameren; instampen aanstampen; inheien; vaststampen; vasttreden
machacar inhameren; instampen aandringen; aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; doordrammen; doordrijven; doordrukken; drammen; dwingen; emmeren; fijnmaken; forceren; heien; herkauwen; inheien; platdrukken; trappelen; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren; zemelen; zeuren

Wiktionary Translations for instampen:


Cross Translation:
FromToVia
instampen repetir drill — to make to remember