Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. lieftallig:


Dutch

Detailed Translations for lieftallig from Dutch to Spanish

lieftallig:

lieftallig adj

  1. lieftallig

Translation Matrix for lieftallig:

NounRelated TranslationsOther Translations
amada damesliefde; lesbische liefde; liefje
atractivo aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; charme; gratie
dulce kandij; lekkers; tussendoortje; ulevel; versnapering; zoetigheid
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
atractivo lieftallig aanbiddelijk; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aantrekkelijke; aanvallig; aardig; aimabel; alleraardigst; allerliefst; attractief; begeerenswaardig; behendig; bekoorlijk; bekwaam; bevallig; charmant; elegant; fascinerend; fraai; gevat; goed ogend; gracieus; handig; indrukwekkend; knap; kundig; mooi; prettig; schattig; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slim; snedig; uitgeslapen; uitlokkend; uitnodigend; vaardig; verleidelijk; verlokkend; verrukkelijk; verzoekend; welgevallig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
amada lieftallig aanvallig; bevallig; elegant; gracieus; sierlijk
con gracia lieftallig bevallig; chic; elegant; esthetisch; geraffineerd; gracieus; lief; modieuze verfijning; sierlijk; smaakvol; stijlvol; verfijnd
dulce lieftallig elegant; gesuikerd; gracieus; mals; sierlijk; zacht; zacht aanvoelend; zoet; zoetsappig; zoetsmakend
hermoso lieftallig aanbiddelijk; aantrekkelijk; aanvallig; attractief; begeerenswaardig; bekoorlijk; bevallig; charmant; decoratief; elegant; fraai; gevat; goed ogend; gracieus; knap; mooi; schattig; scherpzinnig; schoon; schrander; sierlijk; slim; snedig; uitgeslapen; verrukkelijk; welgemaakt; welgevallig

Related Words for "lieftallig":