Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. rottigheid:
  2. rottig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rottigheid from Dutch to Spanish

rottigheid:

rottigheid [de ~ (v)] noun

  1. de rottigheid
    el lío; el líos

Translation Matrix for rottigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
lío rottigheid affaire; bos; bundel; complicatie; drukte; gedoe; geharrewar; heisa; intrige; krakeel; liaison; liefdesrelatie; omhaal; plot; probleem; relatie; scharrelpartijtje; toestand; verhouding; verwikkeling; vrijage
líos rottigheid chagrijn; ergernis; geharrewar; moeilijkheden; moeilijkheid; narigheid; penarie; probleem; problemen; ramp; rampspoed; sores; zorgen

Related Words for "rottigheid":


Wiktionary Translations for rottigheid:


Cross Translation:
FromToVia
rottigheid horror horreur — Traductions à trier suivant le sens
rottigheid ignominia ignominieinfamie, grand déshonneur.

rottigheid form of rottig:


Translation Matrix for rottig:

NounRelated TranslationsOther Translations
malo gemenerik
rancio ransheid
vicioso lelijkerd
OtherRelated TranslationsOther Translations
maligno boosaardig; slecht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
corrompido bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goddeloos; heilloos; liederlijk; onzedelijk; verderfelijk; verdorven; verregaand zedenloos
indecente bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot aan lager wal; aanstootgevend; aanstotelijk; achterbaks; boefachtig; boosaardig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; obsceen; onbehoorlijk; onbetamelijk; onedel; oneerbaar; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onkies; onkuis; onpassend; onrein; ontaard; onvertogen; onwelgevoegelijk; onwelgevoeglijk; onwelvoegelijk; onzedelijk; onzedig; onzindelijk; ploertig; schandalig; schandelijk; schuin; schurft hebbend; schurftachtig; schurftig; schurkachtig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verfoeilijk; verkeerd; verlopen; vies; vlegelachtig; vunzig; zedeloos; zondig
inmoral bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot amoreel; immoreel; obsceen; oneerbaar; ongepast; onkies; ontaard; onvertogen; onzedelijk; onzedig; schuin; verkeerd; vies; vunzig; zedeloos
maligno bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot boosaardig; duivelachtig; duivels; gemeen; giftig; kwaadaardig; kwaadwillig; met slechte intentie; min; satanisch; slecht; vals; venijnig
malo bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot aan een ziekte lijdend; achterbaks; akelig; banaal; bedriegelijk; beroerd; boefachtig; boos; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; ellendig; erg; ernstig; furieus; gangbaar; gebruikelijk; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; gluiperig; grof; in het geniep; kwaad; kwaadaardig; kwaadwillig; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; met slechte intentie; min; naar; nagemaakt; nijdig; normaal; onaardig; onecht; onedel; onhartelijk; onhebbelijk; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwaar; onwelwillend; plat; platvloers; ploertig; razend; satanisch; schunnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnijdig; stiekem; toornig; triviaal; uitgekookt; vals; van bedenkelijke aard; vertoornd; vunzig; week; woest; ziedend; ziek; zwak
perverso bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goddeloos; heilloos; liederlijk; onzedelijk; pervers; verderfelijk; verdorven; verregaand zedenloos
rancio bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot muf; onfris; rans; ransig; ranzig; rottend; voos
vicioso bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goddeloos; heilloos; liederlijk; onzedelijk; verderfelijk; verdorven; verregaand zedenloos; vicieus

Related Words for "rottig":

  • rottigheid, rottiger, rottigere, rottigst, rottigste, rottige

Wiktionary Translations for rottig:


Cross Translation:
FromToVia
rottig vil; infame; abominable; horrible; horroroso; ruin abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
rottig abominable; horrible; horroroso repoussant — Qui inspirer de l’aversion, du dégoût.