Dutch

Detailed Translations for stoornis from Dutch to Spanish

stoornis:

stoornis [de ~ (v)] noun

  1. de stoornis (kwaal; slepende ziekte)
    la enfermedad; la molestia; el achaque; la dolencia; la incomodidad; el mal
  2. de stoornis (verstoring)
    la perturbación; el desorden; el disturbios; la alteración; la conmoción; el tumulto; el desarreglo

Translation Matrix for stoornis:

NounRelated TranslationsOther Translations
achaque kwaal; slepende ziekte; stoornis kwaaltje
alteración stoornis; verstoring evolutie; hervorming; keer; kentering; modificatie; mutatie; ombuiging; omkeer; ommekeer; ommezwaai; omschakeling; omslag; omwisselen; transformatie; veranderen; verandering; wending; wijzigen; wijziging
conmoción stoornis; verstoring agitatie; beroering; bewogenheid; deining; emotie; ergernis; geharrewar; gemoedsaandoening; gemoedsbeweging; gewoel; golfslag; irritatie; omslaan van golven; ongedurigheid; onrust; ontroering; ophef; oproer; opschudding; opstand; opstootje; rel; rep; vertedering; volksoproer; vuistgevecht; wrevel
desarreglo stoornis; verstoring slordigheid; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
desorden stoornis; verstoring allegaartje; beestenboel; bende; bocht; chaos; doolhof; geklodder; heksenketel; keet; knoeiboel; labyrint; mengelmoes; opstootje; ordeloosheid; ordeverstoring; puinhoop; puinzooi; regelloosheid; rel; rommel; rommelzooi; rotzooi; samenraapsel; slordigheid; smeerboel; smerig spul; soepzootje; troep; verwaarloosde boel; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warnet; warwinkel; wirwar; zooi; zooitje; zootje
disturbios stoornis; verstoring beroeringen; chaos; geharrewar; heksenketel; keet; ongeregeldheden; onlusten; oproer; opstand; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; regelloosheid; rel; volksoproer; vuistgevecht; wanorde; wanordelijkheid; zootje
dolencia kwaal; slepende ziekte; stoornis bezwaar; grief; het klagen; klacht; ongemak; ziekte
enfermedad kwaal; slepende ziekte; stoornis bezwaar; grief; het klagen; klacht; kwaaltje; ongemak; ziekte
incomodidad kwaal; slepende ziekte; stoornis bedeesdheid; gegeneerdheid; geslotenheid; gêne; hinder; last; misnoegen; moeite; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; ongemak; ongerief; onmin; ontevredenheid; onvrede; overlast; schroom; schuwheid; soesa; timiditeit; verlegenheid
mal kwaal; slepende ziekte; stoornis bezwaar; demon; duivel; grief; het klagen; klacht; kwaad; ongemak; ongerief; satan
molestia kwaal; slepende ziekte; stoornis allegaartje; bemoeilijking; beslommering; breidel; ergernis; gedonderjaag; geharrewar; gelazer; geravot; gestoei; hinder; last; mengelmoes; misnoegen; moeite; narigheid; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; ongemak; ongerief; ontevredenheid; onvrede; overlast; samenraapsel; soesa; stoeierij; stoeipartij; trammelant
perturbación stoornis; verstoring chaos; heksenketel; keet; puinhoop; regelloosheid; storing; verwardheid; verwarring; wanorde; wanordelijkheid; zooitje; zootje
tumulto stoornis; verstoring chaos; gedruis; geharrewar; geluid; heksenketel; herrie; kabaal; keet; lawaai; leven; luidruchtigheid; oproer; opstand; opstootje; ordeverstoring; puinhoop; regelloosheid; rel; rumoer; spektakel; stennis; tumult; volksoproer; vuistgevecht; wanorde; wanordelijkheid; zootje
ModifierRelated TranslationsOther Translations
mal aan een ziekte lijdend; averechts; boos; furieus; gemeen; kwaad; kwaadwillig; met slechte intentie; min; misselijk; naar; nijdig; onpasselijk; onwel; razend; satanisch; scheefgegroeid; slecht; spinnijdig; toornig; vals; verkeerd; vertoornd; woest; ziedend; ziek

Related Words for "stoornis":

  • stoornissen

Wiktionary Translations for stoornis:

stoornis
noun
  1. afwezigheid of afwijking van een functie die tot de normale menselijke ontwikkeling behoort

Cross Translation:
FromToVia
stoornis trastorno disorder — physical or psychical malfunction