Dutch

Detailed Translations for ten onrechte from Dutch to Spanish

ten onrechte:


Translation Matrix for ten onrechte:

NounRelated TranslationsOther Translations
equivocado verkeerde
falso verkeerde
travieso donderstraal; schoffie; vlegel; vlerk
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
erróneo abusievelijk; ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd mislukt; niet echt; ongepast; onkies; onvertogen; vals; verkeerd
ModifierRelated TranslationsOther Translations
equivocadamente ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd
equivocado abusievelijk; ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd ongepast; onkies; onvertogen; verkeerd
falsamente ten onrechte; vals; valselijk achterbaks; argwaan opwekkend; bedriegelijk; doortrapt; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; in het geniep; kwaadwillig; leep; listig; met slechte intentie; nagemaakt; onecht; onwaar; slecht; slinks; sluw; snood; stiekem; tweetongig; uitgekookt; vals; verdacht
falso ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd achterbaks; arglistig; argwaan opwekkend; bedriegelijk; bits; boefachtig; boosaardig; doortrapt; duister; duivelachtig; duivels; gedwongen; gefingeerd; geforceerd; gehaaid; gemaakt; gemaakte gevoelens; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; huichelachtig; in het geniep; kattig; kwaadaardig; kwaadwillig; leep; leugenachtig; link; listig; louche; met slechte intentie; min; nagemaakt; nep; niet echt; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbetrouwbaar; onecht; ongebruikt; ongeopend; onguur; onnatuurlijk; onoprecht; onwaar; onwaarachtig; pinnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnig; stiekem; tweetongig; uitgekookt; vals; verdacht; vervalst
impropio abusievelijk; ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd niet goed vallend; onbehoorlijk; onbetamelijk; oneerbaar; oneigenlijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onkies; ontaard; onvertogen; onwelvoegelijk; onzedelijk; onzedig; verkeerd
incorrecto ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd brutaal; hondsbrutaal; niet echt; onaardig; onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onhartelijk; onhebbelijk; onkies; onoorbaar; onpassend; ontoelaatbaar; onverdraagzaam; onvertogen; onvriendelijk; onwelgevoegelijk; onwelvoegelijk; onwelwillend; vals; verkeerd; vrijpostig
inexacto ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd inexact; niet echt; onnauwkeurig; onzorgvuldig; vals
injustamente abusievelijk; ten onrechte; verkeerd
travieso ernaast; fout; foutief; mis; onjuist; onwaar; ten onrechte; verkeerd baldadig; bengelachtig; guitig; jongensachtig; kwajongensachtig; olijk; ondeugend; roekeloos; schalkachtig; schalks; schelmachtig; schelms; snaaks; spotachtig