Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. vertekenen:


Dutch

Detailed Translations for vertekenen from Dutch to Spanish

vertekenen:

vertekenen verb (verteken, vertekent, vertekende, vertekenden, vertekend)

  1. vertekenen

Conjugations for vertekenen:

o.t.t.
  1. verteken
  2. vertekent
  3. vertekent
  4. vertekenen
  5. vertekenen
  6. vertekenen
o.v.t.
  1. vertekende
  2. vertekende
  3. vertekende
  4. vertekenden
  5. vertekenden
  6. vertekenden
v.t.t.
  1. ben vertekend
  2. bent vertekend
  3. is vertekend
  4. zijn vertekend
  5. zijn vertekend
  6. zijn vertekend
v.v.t.
  1. was vertekend
  2. was vertekend
  3. was vertekend
  4. waren vertekend
  5. waren vertekend
  6. waren vertekend
o.t.t.t.
  1. zal vertekenen
  2. zult vertekenen
  3. zal vertekenen
  4. zullen vertekenen
  5. zullen vertekenen
  6. zullen vertekenen
o.v.t.t.
  1. zou vertekenen
  2. zou vertekenen
  3. zou vertekenen
  4. zouden vertekenen
  5. zouden vertekenen
  6. zouden vertekenen
diversen
  1. verteken!
  2. vertekent!
  3. vertekend
  4. vertekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vertekenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
deformar vertekenen een andere vorm geven; kapotmaken; mismaken; misvormen; moeren; mollen; verbasteren; verminken; vervormen
desfigurar vertekenen een andere vorm geven; kapotmaken; knakken; mismaken; misvormen; moeren; mollen; verbasteren; verdraaien; verminken; vervormen; zich omdraaien