Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ontroeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ontroeren from Dutch to French

ontroeren:

ontroeren verb (ontroer, ontroert, ontroerde, ontroerden, ontroerd)

  1. ontroeren (treffen; raken)
    émouvoir; toucher; atteindre; concerner; remuer
    • émouvoir verb (émeus, émeut, émouvons, émouvez, )
    • toucher verb (touche, touches, touchons, touchez, )
    • atteindre verb (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • concerner verb (concerne, concernes, concernons, concernez, )
    • remuer verb (remue, remues, remuons, remuez, )
  2. ontroeren (aangrijpen)
    émouvoir; émotionner; toucher; attendrir
    • émouvoir verb (émeus, émeut, émouvons, émouvez, )
    • toucher verb (touche, touches, touchons, touchez, )
    • attendrir verb (attendris, attendrit, attendrissons, attendrissez, )

Conjugations for ontroeren:

o.t.t.
  1. ontroer
  2. ontroert
  3. ontroert
  4. ontroeren
  5. ontroeren
  6. ontroeren
o.v.t.
  1. ontroerde
  2. ontroerde
  3. ontroerde
  4. ontroerden
  5. ontroerden
  6. ontroerden
v.t.t.
  1. ben ontroerd
  2. bent ontroerd
  3. is ontroerd
  4. zijn ontroerd
  5. zijn ontroerd
  6. zijn ontroerd
v.v.t.
  1. was ontroerd
  2. was ontroerd
  3. was ontroerd
  4. waren ontroerd
  5. waren ontroerd
  6. waren ontroerd
o.t.t.t.
  1. zal ontroeren
  2. zult ontroeren
  3. zal ontroeren
  4. zullen ontroeren
  5. zullen ontroeren
  6. zullen ontroeren
o.v.t.t.
  1. zou ontroeren
  2. zou ontroeren
  3. zou ontroeren
  4. zouden ontroeren
  5. zouden ontroeren
  6. zouden ontroeren
diversen
  1. ontroer!
  2. ontroert!
  3. ontroerd
  4. ontroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontroeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
concerner aangaan; betreffen
toucher aanraking; aanslag; contact; gevoelszin; impact; prikkeling; sensatie; tastzin; zintuiglijke gewaarwording
VerbRelated TranslationsOther Translations
atteindre ontroeren; raken; treffen aangaan; aankomen; aflopen; arriveren; behalen; bereiken; beroeren; betreffen; doordringen; komen tot; penetreren in; raken; reiken; resulteren; slaan op; terechtkomen; treffen; uitkomen bij; uitvloeien in; vergaan; verkrijgen; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; winnen
attendrir aangrijpen; ontroeren ontharden; vermurwen; vertederen; verweken; zachtmaken
concerner ontroeren; raken; treffen aangaan; betreffen; beïnvloeden; raken; slaan op; treffen
remuer ontroeren; raken; treffen agiteren; beroeren; bewegen; in beroering brengen; in beweging brengen; mixen; omroeren; op en neer bewegen; oppoken; opstoken; roeren; rondroeren; spartelen; verroeren
toucher aangrijpen; ontroeren; raken; treffen aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; aanvangen; beginnen; bekomen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; beïnvloeden; even aanraken; geld in ontvangst nemen; grenzen; grenzen aan; iets verduren; incasseren; innen; ondernemen; ontmoeten; opvangen; raken; slaan op; starten; tegenkomen; toucheren; treffen; van start gaan; verdienen; verkrijgen; verwerven; voelen; zich hervinden
émotionner aangrijpen; ontroeren
émouvoir aangrijpen; ontroeren; raken; treffen vermurwen; vertederen

Wiktionary Translations for ontroeren:

ontroeren
verb
  1. gevoelens van medeleven, vertedering of getroffenheid oproepen
ontroeren
Cross Translation:
FromToVia
ontroeren émouvoir; affecter affect — to move to emotion
ontroeren émouvoir move — to arouse the feelings or passions of
ontroeren toucher touch — affect emotionally