Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. roep:
  2. roepen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for roep from Dutch to French

roep:

roep [de ~ (m)] noun

  1. de roep (reputatie; naam; faam)
    le nom; la réputation; le prestige; la notoriété
  2. de roep (geroep; geschreeuw)
    l'appel; le cri; le cris
  3. de roep (schreeuw; uitroep; kreet; gil)
    le cri; l'exclamation; l'hurlement
  4. de roep (oproep)
    la convocation; l'appel

Translation Matrix for roep:

NounRelated TranslationsOther Translations
appel geroep; geschreeuw; oproep; roep appel; appèl; bekendmaking; bellen; bericht; beroep juridisch; beroep doen op; boodschap; convocatie; gewag; informatie; inroeping; kennisgeving; lokroep; loktoon; mededeling; melding; naamafroeping; opbellen; opgave; oproep; oproeping; relaas; roepstem; tijding; uitspraak; vermelding; verwittiging; wegroepen; wekroep
convocation oproep; roep aanschrijving; aanzegging; bijeenroeping; convocatie; deurwaardersexploot; kennisgeving; oproeping; sommatie
cri geroep; geschreeuw; gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep kreet; leus; strijdkreet; yell
cris geroep; geschreeuw; roep gegil; gekrijs; geschetter; geschreeuw; geschrei; getrompetter; gillen; joelen; kreten; leuzen; parolen; roepen; schreeuwen; slagzinnen; slogans; tranen vergieten; vergieten
exclamation gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep
hurlement gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep gebrul; gebulder; gekrijs; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; kreet; leus; loeien van de wind; moordgeschreeuw; strijdkreet; yell
nom faam; naam; reputatie; roep aanduiding; achternaam; benaming; benoeming; label; naam; naamwoord; substantief; term; zelfstandig naamwoord; znw.
notoriété faam; naam; reputatie; roep aanzien; achting; niveau; ruchtbaarheid
prestige faam; naam; reputatie; roep aanzien; achtbaarheid; achting; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; niveau; prestige; status
réputation faam; naam; reputatie; roep aanzien; achting; bekendheid; eer; eergevoel; niveau; reputatie; reputaties; trots

Related Words for "roep":


Wiktionary Translations for roep:

roep
noun
  1. een vrij harde klank geproduceerd met stemgeluid
roep
noun
  1. Action d'appeler par la voix, par un geste ou par tout autre signal.
  2. son perçant ou puissant émis par la voix d'un être humain ou d’un animal.
  3. opinion bonne ou mauvaise au sujet d'une personne ou d’une chose.

Cross Translation:
FromToVia
roep appel; cri call — cry or shout
roep hurlement; cri holler — A yell, shout
roep nom name — reputation
roep appel Ruf — ein Laut, der an jemanden adressiert ist

roep form of roepen:

roepen verb (roep, roept, riep, riepen, geroepen)

  1. roepen
    appeler; crier
    • appeler verb (appelle, appelles, appelons, appelez, )
    • crier verb (crie, cries, crions, criez, )

Conjugations for roepen:

o.t.t.
  1. roep
  2. roept
  3. roept
  4. roepen
  5. roepen
  6. roepen
o.v.t.
  1. riep
  2. riep
  3. riep
  4. riepen
  5. riepen
  6. riepen
v.t.t.
  1. heb geroepen
  2. hebt geroepen
  3. heeft geroepen
  4. hebben geroepen
  5. hebben geroepen
  6. hebben geroepen
v.v.t.
  1. had geroepen
  2. had geroepen
  3. had geroepen
  4. hadden geroepen
  5. hadden geroepen
  6. hadden geroepen
o.t.t.t.
  1. zal roepen
  2. zult roepen
  3. zal roepen
  4. zullen roepen
  5. zullen roepen
  6. zullen roepen
o.v.t.t.
  1. zou roepen
  2. zou roepen
  3. zou roepen
  4. zouden roepen
  5. zouden roepen
  6. zouden roepen
en verder
  1. ben geroepen
  2. bent geroepen
  3. is geroepen
  4. zijn geroepen
  5. zijn geroepen
  6. zijn geroepen
diversen
  1. roep!
  2. roept!
  3. geroepen
  4. roepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

roepen [de ~] noun, plural

  1. de roepen (schreeuwen; kreten; gillen)
    le cris; l'hurlements

Translation Matrix for roepen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cris gillen; kreten; roepen; schreeuwen gegil; gekrijs; geroep; geschetter; geschreeuw; geschrei; getrompetter; joelen; kreten; leuzen; parolen; roep; slagzinnen; slogans; tranen vergieten; vergieten
hurlements gillen; kreten; roepen; schreeuwen gebrul; gebulder; gehuil; gejank; gekrijs; geloei; geraas; gescheld; geschreeuw; getier; geween; loeien van de wind; wolvengehuil
VerbRelated TranslationsOther Translations
appeler roepen aanroepen; aantekenen; appelleren; appèl aantekenen; bellen; benoemen; beroep doen op; bestempelen; betitelen; binnen halen; binnenroepen; dagvaarden; door de telefoon praten; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; inroepen; laten komen; noemen; ontbieden; opbellen; oproepen; praaien; sommeren; telefoneren; telefoontje plegen; tevoorschijn roepen; toeroepen; vernoemen; verzet aantekenen
crier roepen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; huilen; janken; kraaien; krijsen; krijten; praaien; schreeuwen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen

Related Words for "roepen":


Antonyms for "roepen":


Related Definitions for "roepen":

  1. heel luid en met lange uithalen iets zeggen1
    • moeder roept dat ik moet komen eten1
  2. zeggen dat hij moet komen1
    • ik zal hem even roepen1

Wiktionary Translations for roepen:

roepen
verb
  1. met verheffing van stem de aandacht van iemand trachten te verkrijgen
roepen
Cross Translation:
FromToVia
roepen appeler call — to request, summon, or beckon