Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. stichten:
  2. sticht:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stichten from Dutch to French

stichten:

stichten verb (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)

  1. stichten (oprichten; instellen; invoeren)
    fonder; établir; instaurer; élever; ériger; édifier; dresser
    • fonder verb (fonde, fondes, fondons, fondez, )
    • établir verb (établis, établit, établissons, établissez, )
    • instaurer verb (instaure, instaures, instaurons, instaurez, )
    • élever verb (élève, élèves, élevons, élevez, )
    • ériger verb (érige, ériges, érigeons, érigez, )
    • édifier verb (édifie, édifies, édifions, édifiez, )
    • dresser verb (dresse, dresses, dressons, dressez, )

Conjugations for stichten:

o.t.t.
  1. sticht
  2. sticht
  3. sticht
  4. stichten
  5. stichten
  6. stichten
o.v.t.
  1. stichtte
  2. stichtte
  3. stichtte
  4. stichtten
  5. stichtten
  6. stichtten
v.t.t.
  1. heb gesticht
  2. hebt gesticht
  3. heeft gesticht
  4. hebben gesticht
  5. hebben gesticht
  6. hebben gesticht
v.v.t.
  1. had gesticht
  2. had gesticht
  3. had gesticht
  4. hadden gesticht
  5. hadden gesticht
  6. hadden gesticht
o.t.t.t.
  1. zal stichten
  2. zult stichten
  3. zal stichten
  4. zullen stichten
  5. zullen stichten
  6. zullen stichten
o.v.t.t.
  1. zou stichten
  2. zou stichten
  3. zou stichten
  4. zouden stichten
  5. zouden stichten
  6. zouden stichten
en verder
  1. ben gesticht
  2. bent gesticht
  3. is gesticht
  4. zijn gesticht
  5. zijn gesticht
  6. zijn gesticht
diversen
  1. sticht!
  2. stichtt!
  3. gesticht
  4. stichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stichten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dresser instellen; invoeren; oprichten; stichten aanbrengen; aanleggen; arrangeren; bouwen; construeren; funderen; gaan staan; gronden; grondvesten; hoger worden; iets op touw zetten; installeren; monteren en aansluiten; omhoogbrengen; omhoogkomen; oprichten; opstaan; opstijgen; optrekken; opvliegen; overeindzetten; plaatsen; rechtop zetten; regelen; temmen; verheffen
fonder instellen; invoeren; oprichten; stichten aarden; arrangeren; baseren; bouwen; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; koloniseren; opbouwen; regelen; settelen; vestigen
instaurer instellen; invoeren; oprichten; stichten funderen; gronden; grondvesten
édifier instellen; invoeren; oprichten; stichten arrangeren; bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen
élever instellen; invoeren; oprichten; stichten fokken; funderen; gronden; grondvesten; grootbrengen; heffen; hoger maken; hoger worden; kweken; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoogheffen; omhoogkomen; opfokken; opheffen; ophogen; opstijgen; optillen; opvliegen; opvoeden; tillen; verhogen; vormen
ériger instellen; invoeren; oprichten; stichten arrangeren; bouwen; construeren; funderen; gronden; grondvesten; iets op touw zetten; opbouwen; oprichten; optrekken; overeindzetten; regelen
établir instellen; invoeren; oprichten; stichten aarden; baseren; bepalen; determineren; formeren; funderen; gronden; grondvesten; koloniseren; settelen; vaststellen; vestigen
- beginnen; oprichten

Related Words for "stichten":


Synonyms for "stichten":


Antonyms for "stichten":


Related Definitions for "stichten":

  1. het laten ontstaan1
    • we gaan een gezin stichten1

Wiktionary Translations for stichten:


stichten form of sticht:

sticht [het ~] noun

  1. het sticht (bisdom)
    le diocèse; l'évêché

Translation Matrix for sticht:

NounRelated TranslationsOther Translations
diocèse bisdom; sticht
évêché bisdom; sticht

Related Words for "sticht":


Related Translations for stichten