Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. binnenleiden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for binnenleiden from Dutch to French

binnenleiden:

binnenleiden verb (leid binnen, leidt binnen, leidde binnen, leidden binnen, binnegeleid)

  1. binnenleiden (binnen brengen)
    introduire; récolter; moissonner; faire la cueillette; faire la récolte
    • introduire verb (introduis, introduit, introduisons, introduisez, )
    • récolter verb (récolte, récoltes, récoltons, récoltez, )
    • moissonner verb (moisonne, moisonnes, moisonnons, moisonnez, )
  2. binnenleiden (binnenloodsen)
    introduire; piloter; faire entrer
    • introduire verb (introduis, introduit, introduisons, introduisez, )
    • piloter verb (pilote, pilotes, pilotons, pilotez, )

Conjugations for binnenleiden:

o.t.t.
  1. leid binnen
  2. leidt binnen
  3. leidt binnen
  4. leiden binnen
  5. leiden binnen
  6. leiden binnen
o.v.t.
  1. leidde binnen
  2. leidde binnen
  3. leidde binnen
  4. leidden binnen
  5. leidden binnen
  6. leidden binnen
v.t.t.
  1. heb binnegeleid
  2. hebt binnegeleid
  3. heeft binnegeleid
  4. hebben binnegeleid
  5. hebben binnegeleid
  6. hebben binnegeleid
v.v.t.
  1. had binnegeleid
  2. had binnegeleid
  3. had binnegeleid
  4. hadden binnegeleid
  5. hadden binnegeleid
  6. hadden binnegeleid
o.t.t.t.
  1. zal binnenleiden
  2. zult binnenleiden
  3. zal binnenleiden
  4. zullen binnenleiden
  5. zullen binnenleiden
  6. zullen binnenleiden
o.v.t.t.
  1. zou binnenleiden
  2. zou binnenleiden
  3. zou binnenleiden
  4. zouden binnenleiden
  5. zouden binnenleiden
  6. zouden binnenleiden
en verder
  1. ben binnegeleid
  2. bent binnegeleid
  3. is binnegeleid
  4. zijn binnegeleid
  5. zijn binnegeleid
  6. zijn binnegeleid
diversen
  1. leid binnen!
  2. leidt binnen!
  3. binnegeleid
  4. binnenleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for binnenleiden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire entrer binnenleiden; binnenloodsen binnen halen; binnendringen; binnenlaten; binnenroepen; binnenvallen; deur openen; inbrengen; indringen; infiltreren; injagen; inlaten; invallen; invoegen; naarbinnen laten; opendoen voor
faire la cueillette binnen brengen; binnenleiden binnen halen; oogsten; plukken
faire la récolte binnen brengen; binnenleiden binnen halen; oogsten; plukken
introduire binnen brengen; binnenleiden; binnenloodsen binnen halen; binnenlaten; binnenroepen; geld opleveren; inbrengen; inleiden; intikken; intoetsen; introduceren; intypen; invoegen; kennis laten maken; naarbinnen laten; openen; voorstellen
moissonner binnen brengen; binnenleiden binnen halen; oogsten; plukken; verzamelen
piloter binnenleiden; binnenloodsen aanvoeren; bevel voeren over; commanderen; karren; leiden; leidinggeven; navigeren; rijden; vliegtuig besturen
récolter binnen brengen; binnenleiden binnen halen; oogsten; plukken; verzamelen