Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. blijk:
  2. blijken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for blijk from Dutch to French

blijk:

blijk [het ~] noun

  1. het blijk (bewijs; teken)
    le signe; la preuve; le témoignage; la marque

Translation Matrix for blijk:

NounRelated TranslationsOther Translations
marque bewijs; blijk; teken beeldmerk; brandteken; decoratie; eigenschap; ereteken; etiket; gebaar; geste; handelsmerk; handelsnaam; herkenningsteken; iemand kenmerken; inktstempel; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; kenteken; label; logo; merk; merknaam; merkteken; nummerplaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; ridderorde; signaal; stempel; stigma; striem; teken; typering; warenmerk; zegel
preuve bewijs; blijk; teken beweringsgrond; bewijs; bewijsmateriaal; bewijsmiddel; bewijsstuk
signe bewijs; blijk; teken aanwijzing; decoratie; eigenschap; ereteken; etiket; gebaar; geste; gesternte; herkenningsteken; iemand kenmerken; karakter; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; kenteken; knipoog; letter; letterteken; nummerplaat; onderscheiding; onderscheidingsteken; oogwenk; ridderorde; sein; seintje; signaal; sterrenbeeld; stigma; teken; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
témoignage bewijs; blijk; teken getuigenis; getuigenverklaring; het uitspreken; testimonium; uitspraak; verklaring

Related Words for "blijk":



blijk form of blijken:

blijken verb (blijk, blijkt, bleek, bleken, gebleken)

  1. blijken (bewaarheid worden; uitkomen)

Conjugations for blijken:

o.t.t.
  1. blijk
  2. blijkt
  3. blijkt
  4. blijken
  5. blijken
  6. blijken
o.v.t.
  1. bleek
  2. bleek
  3. bleek
  4. bleken
  5. bleken
  6. bleken
v.t.t.
  1. ben gebleken
  2. bent gebleken
  3. is gebleken
  4. zijn gebleken
  5. zijn gebleken
  6. zijn gebleken
v.v.t.
  1. was gebleken
  2. was gebleken
  3. was gebleken
  4. waren gebleken
  5. waren gebleken
  6. waren gebleken
o.t.t.t.
  1. zal blijken
  2. zult blijken
  3. zal blijken
  4. zullen blijken
  5. zullen blijken
  6. zullen blijken
o.v.t.t.
  1. zou blijken
  2. zou blijken
  3. zou blijken
  4. zouden blijken
  5. zouden blijken
  6. zouden blijken
diversen
  1. blijk!
  2. blijkt!
  3. gebleken
  4. blijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for blijken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
se confirmer bewaarheid worden; blijken; uitkomen
se réaliser bewaarheid worden; blijken; uitkomen

Related Words for "blijken":


Antonyms for "blijken":


Related Definitions for "blijken":

  1. wat je kunt merken, wat duidelijk is1
    • de jongen bleek goed in wiskunde te zijn1

Wiktionary Translations for blijken:

blijken
verb
  1. copl|nld uit iets duidelijk (geworden) zijn

Cross Translation:
FromToVia
blijken émergent emerging — becoming prominent; newly formed; emergent; rising