Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. boerenhuis:


Dutch

Detailed Translations for boerenhuis from Dutch to French

boerenhuis:

boerenhuis [het ~] noun

  1. het boerenhuis (boerenwoning)
    la ferme; la grande ferme
  2. het boerenhuis (stolp; deksel; dop; )
    le bouchon de verre; la cloche

Translation Matrix for boerenhuis:

NounRelated TranslationsOther Translations
bouchon de verre boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi
cloche boerenhuis; deksel; dop; kaasstolp; stolp; stolphuis; stulpkooi bel; dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; einder; flierefluiter; geitenbreier; gezichtseinder; horizon; kim; klok; klokje; klooi; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leeghoofdje; leegloper; lijntrekker; luidklok; nietsnut; pendule; polshorloge; schel; slampamper; slapkous; sufferdje; torenklok; uurwerk; zakhorloge; zakuurwerk
ferme boerenhuis; boerenwoning boerderij; boerenbedrijf; boerenhoeve; boerenhofstede; dakstoel; hoeve
grande ferme boerenhuis; boerenwoning boerderij; boerenhoeve; boerenhofstede; hoeve
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ferme absoluut; beslist; dapper; degelijk; doortastend; drastisch; energiek; ferm; fier; fiks; flink; fysiek sterk; geanimeerd; glorieus; groots; karaktervast; kordaat; krachtdadig; krachtig; levendig; moedig; moreel sterk; onvoorwaardelijk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; pertinent; prat; ronduit; solide; standvastig; stellig; sterk; stevig; ten enenmale; trots; vast en zeker; vastbesloten; vasthoudend; vaststaand; vief; vol energie; vol fut; volhardend; volstrekt; zeker

Related Words for "boerenhuis":