Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. inhalen:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for inhalen:
    • ratrapper


Dutch

Detailed Translations for inhalen from Dutch to French

inhalen:

inhalen verb (haal in, haalt in, haalde in, haalden in, ingehaald)

  1. inhalen (inlopen)
    rejoindre; rattraper; récupérer
    • rejoindre verb (rejoins, rejoint, rejoignons, rejoignez, )
    • rattraper verb (rattrape, rattrapes, rattrapons, rattrapez, )
    • récupérer verb (récupère, récupères, récupérons, récupérez, )
  2. inhalen (passeren; voorbijgaan; voorbijrijden)
    passer; dépasser; passer devant; rejoindre; rattraper; doubler
    • passer verb (passe, passes, passons, passez, )
    • dépasser verb (dépasse, dépasses, dépassons, dépassez, )
    • rejoindre verb (rejoins, rejoint, rejoignons, rejoignez, )
    • rattraper verb (rattrape, rattrapes, rattrapons, rattrapez, )
    • doubler verb (double, doubles, doublons, doublez, )
  3. inhalen (bijspijkeren; goedmaken)
    faire rattraper; compenser; faire récupérer; réparer
    • compenser verb (compense, compenses, compensons, compensez, )
    • réparer verb (répare, répares, réparons, réparez, )
  4. inhalen (naar binnen halen)
    engranger; rentrer
    • engranger verb
    • rentrer verb (rentre, rentres, rentrons, rentrez, )

Conjugations for inhalen:

o.t.t.
  1. haal in
  2. haalt in
  3. haalt in
  4. halen in
  5. halen in
  6. halen in
o.v.t.
  1. haalde in
  2. haalde in
  3. haalde in
  4. haalden in
  5. haalden in
  6. haalden in
v.t.t.
  1. heb ingehaald
  2. hebt ingehaald
  3. heeft ingehaald
  4. hebben ingehaald
  5. hebben ingehaald
  6. hebben ingehaald
v.v.t.
  1. had ingehaald
  2. had ingehaald
  3. had ingehaald
  4. hadden ingehaald
  5. hadden ingehaald
  6. hadden ingehaald
o.t.t.t.
  1. zal inhalen
  2. zult inhalen
  3. zal inhalen
  4. zullen inhalen
  5. zullen inhalen
  6. zullen inhalen
o.v.t.t.
  1. zou inhalen
  2. zou inhalen
  3. zou inhalen
  4. zouden inhalen
  5. zouden inhalen
  6. zouden inhalen
en verder
  1. ben ingehaald
  2. bent ingehaald
  3. is ingehaald
  4. zijn ingehaald
  5. zijn ingehaald
  6. zijn ingehaald
diversen
  1. haal in!
  2. haalt in!
  3. ingehaald
  4. inhalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

inhalen [znw.] noun

  1. inhalen (naar binnen halen)
    le rattrapage

Translation Matrix for inhalen:

NounRelated TranslationsOther Translations
rattrapage inhalen; naar binnen halen
VerbRelated TranslationsOther Translations
compenser bijspijkeren; goedmaken; inhalen compenseren; goedmaken; opwegen; vergoeden; verrekenen
doubler inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden blijven zitten; doubleren; dubben; nasynchroniseren; omzeilen; reproduceren; verdubbelen; vermenigvuldigen; voorbijvaren
dépasser inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden ontgroeien; overbieden; overstijgen; overtreffen; uitrijzen; uittorenen; voorbijstreven
engranger inhalen; naar binnen halen
faire rattraper bijspijkeren; goedmaken; inhalen
faire récupérer bijspijkeren; goedmaken; inhalen
passer inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden aangeven; aankomen; aanlopen; aanreiken; aantrekken; aflopen; besteden; bezoeken; dichttrekken; doorbrengen; doordrukken; doorheen reizen; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; dwars oversteken; erdoor komen; geven; inlopen; komen aanlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; oversteken; reiken; reizen door; schenken; slijten; toestoppen; vergaan; verlenen; verlopen; verstrekken; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijvaren
passer devant inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden voorbijlopen
rattraper inhalen; inlopen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden achteropkomen; gelijkkomen
rejoindre inhalen; inlopen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden
rentrer inhalen; naar binnen halen betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnentreden; binnenzetten; ingaan; inrijden; keren; omkeren; retourneren; teruggaan; terugkeren; terugkomen; wederkeren; weerkeren
récupérer inhalen; inlopen bekomen; eisen; herkrijgen; herstellen; hervinden; inmanen; invorderen; ophalen; terugkrijgen; terugvinden; vorderen; weerkrijgen; zich hervinden
réparer bijspijkeren; goedmaken; inhalen aanpassen; bijstellen; boeten; fiksen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; maken; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; rechtstrijken; rechtzetten; repareren; vernieuwen; verstellen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
récupérer ophalen