Summary


Dutch

Detailed Translations for kort maken from Dutch to French

kort maken:

kort maken verb (maak 't kort, maakt 't kort, maakte 't kort, maakten 't kort, 't kort gemaakt)

  1. kort maken (kort knippen; korten)
    couper; découper; tailler; raccourcir; donner un coup de ciseaux
    • couper verb (coupe, coupes, coupons, coupez, )
    • découper verb (découpe, découpes, découpons, découpez, )
    • tailler verb (taille, tailles, taillons, taillez, )
    • raccourcir verb (raccourcis, raccourcit, raccourcissons, raccourcissez, )
  2. kort maken (korte tijd blijven)
    raccourcir
    • raccourcir verb (raccourcis, raccourcit, raccourcissons, raccourcissez, )

Conjugations for kort maken:

o.t.t.
  1. maak 't kort
  2. maakt 't kort
  3. maakt 't kort
  4. maken 't kort
  5. maken 't kort
  6. maken 't kort
o.v.t.
  1. maakte 't kort
  2. maakte 't kort
  3. maakte 't kort
  4. maakten 't kort
  5. maakten 't kort
  6. maakten 't kort
v.t.t.
  1. heb 't kort gemaakt
  2. hebt 't kort gemaakt
  3. heeft 't kort gemaakt
  4. hebben 't kort gemaakt
  5. hebben 't kort gemaakt
  6. hebben 't kort gemaakt
v.v.t.
  1. had 't kort gemaakt
  2. had 't kort gemaakt
  3. had 't kort gemaakt
  4. hadden 't kort gemaakt
  5. hadden 't kort gemaakt
  6. hadden 't kort gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal kort maken
  2. zult kort maken
  3. zal kort maken
  4. zullen kort maken
  5. zullen kort maken
  6. zullen kort maken
o.v.t.t.
  1. zou kort maken
  2. zou kort maken
  3. zou kort maken
  4. zouden kort maken
  5. zouden kort maken
  6. zouden kort maken
diversen
  1. maak 't kort!
  2. maakt 't kort!
  3. 't kort gemaakt
  4. 't kort makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kort maken:

NounRelated TranslationsOther Translations
tailler houwen
VerbRelated TranslationsOther Translations
couper kort knippen; kort maken; korten aanlengen; afbreken; afhakken; afhouwen; afkappen; afknippen; afsluiten; afsnijden; aftroeven; afzetten; besnoeien; beëindigen; breken; coifferen; couperen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; een einde maken aan; eindigen; hakken; in stukken hakken; in tweeën houwen; kappen; kerven; klieven; kloven; knippen; losrukken; losscheuren; lossnijden; lostrekken; neerhalen; omverhalen; op maat snijden; opensnijden; ophouden; overtroeven; scheiden; slopen; snijden; snijwerk maken; snoeien; splitsen; stoppen; toesnijden; trimmen; troeven; uit elkaar halen; uitdoen; uitdunnen; uiteenhalen; uitmaken; uitschakelen; uitzetten; verdunnen; versnijden; verwateren; wegkappen; wegknippen; wegsnijden; wegsnoeien
donner un coup de ciseaux kort knippen; kort maken; korten afknippen; couperen; knippen
découper kort knippen; kort maken; korten afknippen; besnoeien; couperen; knippen; opensnijden; snoeien; trimmen; uithakken; uithouwen; uitkappen; uitknippen; uitzagen; voorsnijden; wegknippen; wegsnoeien
raccourcir kort knippen; kort maken; korte tijd blijven; korten afkorten; bekorten; besparen; bezuinigen; inkorten; korten; korter maken; matigen; minder maken; minimaliseren; verkorten
tailler kort knippen; kort maken; korten aanzetten; afknippen; afsnijden; beknotten; beperken; besnoeien; bijknippen; coifferen; couperen; creneleren; een beetje knippen; een inkeping maken; inkepen; inkerven; insnijden; kappen; kepen; kerven; knippen; op maat snijden; scherpen; slijpen; snijden; snoeien; toesnijden; trimmen; uithakken; uithouwen; uitkappen; wetten

Related Translations for kort maken