Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. kwijlen:
  2. kwijl:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kwijlen from Dutch to French

kwijlen:

kwijlen verb (kwijl, kwijlt, kwijlde, kwijlden, gekwijld)

  1. kwijlen (zeveren)
    baver; bavarder; papoter; radoter; bredouiller; rabâcher; jacasser; caqueter; parler dans le vide
    • baver verb (bave, baves, bavons, bavez, )
    • bavarder verb (bavarde, bavardes, bavardons, bavardez, )
    • papoter verb (papote, papotes, papotons, papotez, )
    • radoter verb (radote, radotes, radotons, radotez, )
    • bredouiller verb (bredouille, bredouilles, bredouillons, bredouillez, )
    • rabâcher verb (rabâche, rabâches, rabâchons, rabâchez, )
    • jacasser verb (jacasse, jacasses, jacassons, jacassez, )
    • caqueter verb (caquette, caquettes, caquetons, caquetez, )

Conjugations for kwijlen:

o.t.t.
  1. kwijl
  2. kwijlt
  3. kwijlt
  4. kwijlen
  5. kwijlen
  6. kwijlen
o.v.t.
  1. kwijlde
  2. kwijlde
  3. kwijlde
  4. kwijlden
  5. kwijlden
  6. kwijlden
v.t.t.
  1. heb gekwijld
  2. hebt gekwijld
  3. heeft gekwijld
  4. hebben gekwijld
  5. hebben gekwijld
  6. hebben gekwijld
v.v.t.
  1. had gekwijld
  2. had gekwijld
  3. had gekwijld
  4. hadden gekwijld
  5. hadden gekwijld
  6. hadden gekwijld
o.t.t.t.
  1. zal kwijlen
  2. zult kwijlen
  3. zal kwijlen
  4. zullen kwijlen
  5. zullen kwijlen
  6. zullen kwijlen
o.v.t.t.
  1. zou kwijlen
  2. zou kwijlen
  3. zou kwijlen
  4. zouden kwijlen
  5. zouden kwijlen
  6. zouden kwijlen
diversen
  1. kwijl!
  2. kwijlt!
  3. gekwijld
  4. kwijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kwijlen [znw.] noun

  1. kwijlen

Translation Matrix for kwijlen:

NounRelated TranslationsOther Translations
action de baver kwijlen
VerbRelated TranslationsOther Translations
bavarder kwijlen; zeveren babbelen; bomen; communiceren; converseren; een conversatie hebben; ijlen; in contact staan; kakelen; keuvelen; klappen; kletsen; kouten; kwebbelen; kwekken; kwetteren; leuteren; onzin uitkramen; onzin verkopen; praten; raaskallen; snateren; spreken; verbabbelen; verpraten; wartaal spreken; wauwelen; zwammen
baver kwijlen; zeveren
bredouiller kwijlen; zeveren bazelen; hakkelen; haperen; lallen; morren; murmeren; ontevreden mompelen; stamelen; stoethaspelen; stotteren; wauwelen
caqueter kwijlen; zeveren babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
jacasser kwijlen; zeveren babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwaken; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
papoter kwijlen; zeveren babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kletspraat verkopen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lullen; praten; snateren; spreken; wauwelen; zeveren; zwammen; zwetsen
parler dans le vide kwijlen; zeveren keuvelen; kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen
rabâcher kwijlen; zeveren etteren; griepen; klieren; leuteren; zeiken
radoter kwijlen; zeveren kletspraat verkopen; lullen; zeveren; zwammen; zwetsen

Related Words for "kwijlen":


Wiktionary Translations for kwijlen:

kwijlen
verb
  1. een vloed van speeksel dat uit de mond loopt
kwijlen
Cross Translation:
FromToVia
kwijlen baver dribble — to let saliva drip from the mouth
kwijlen baver drivel — to have saliva drip from the mouth
kwijlen baver slaver — to drool saliva
kwijlen baver slobber — To allow saliva or liquid to run from one's mouth
kwijlen baver geifern — Speichel aus dem Mund fließen lassen

kwijl:

kwijl [de ~] noun

  1. de kwijl (speeksel; spog; spuug)
    la salive; la bave; le crachats
  2. de kwijl (slijmachtig speeksel)
    la bave

Translation Matrix for kwijl:

NounRelated TranslationsOther Translations
bave kwijl; slijmachtig speeksel; speeksel; spog; spuug slijm
crachats kwijl; speeksel; spog; spuug sputum
salive kwijl; speeksel; spog; spuug

Related Words for "kwijl":


Wiktionary Translations for kwijl:

kwijl
noun
  1. salive épaisse et visqueux qui découler de la bouche.
  2. physiologie|fr liquide clair, alcalin, produire par les glande salivaire placées autour de la bouche et qui commencer la digestion des aliments.

Cross Translation:
FromToVia
kwijl bave drivel — saliva, drool