Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. met zich meeslepen:


Dutch

Detailed Translations for met zich meeslepen from Dutch to French

met zich meeslepen:

met zich meeslepen verb (sleep mee, sleept mee, sleepte mee, sleepten mee, meegesleept)

  1. met zich meeslepen
    entraîner
    • entraîner verb (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, )

Conjugations for met zich meeslepen:

o.t.t.
  1. sleep mee
  2. sleept mee
  3. sleept mee
  4. slepen mee
  5. slepen mee
  6. slepen mee
o.v.t.
  1. sleepte mee
  2. sleepte mee
  3. sleepte mee
  4. sleepten mee
  5. sleepten mee
  6. sleepten mee
v.t.t.
  1. heb meegesleept
  2. hebt meegesleept
  3. heeft meegesleept
  4. hebben meegesleept
  5. hebben meegesleept
  6. hebben meegesleept
v.v.t.
  1. had meegesleept
  2. had meegesleept
  3. had meegesleept
  4. hadden meegesleept
  5. hadden meegesleept
  6. hadden meegesleept
o.t.t.t.
  1. zal met zich meeslepen
  2. zult met zich meeslepen
  3. zal met zich meeslepen
  4. zullen met zich meeslepen
  5. zullen met zich meeslepen
  6. zullen met zich meeslepen
o.v.t.t.
  1. zou met zich meeslepen
  2. zou met zich meeslepen
  3. zou met zich meeslepen
  4. zouden met zich meeslepen
  5. zouden met zich meeslepen
  6. zouden met zich meeslepen
diversen
  1. sleep mee!
  2. sleept mee!
  3. meegesleept
  4. meesleepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for met zich meeslepen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
entraîner met zich meeslepen aanlokken; africhten; begeleiden; bekwamen; coachen; dier africhten; dresseren; harden; leiden; lokken; meelokken; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; meevoeren; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verleiden; verlokken; vlakken; voeren; voortlokken; voorttrekken; weglokken; wegvegen; wissen

Related Translations for met zich meeslepen