Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. mogen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for mogen from Dutch to French

mogen:

mogen verb (mag, mocht, mochten, gemogen)

  1. mogen
    pouvoir; avoir la permission
    • pouvoir verb (peux, peut, pouvons, pouvez, )

Conjugations for mogen:

o.t.t.
  1. mag
  2. mag
  3. mag
  4. mogen
  5. moogt
  6. mogen
o.v.t.
  1. mocht
  2. mocht
  3. mocht
  4. mochten
  5. mochten
  6. mochten
v.t.t.
  1. heb gemogen
  2. hebt gemogen
  3. heeft gemogen
  4. hebben gemogen
  5. hebben gemogen
  6. hebben gemogen
v.v.t.
  1. had gemogen
  2. had gemogen
  3. had gemogen
  4. hadden gemogen
  5. hadden gemogen
  6. hadden gemogen
o.t.t.t.
  1. zal mogen
  2. zult mogen
  3. zal mogen
  4. zullen mogen
  5. zullen mogen
  6. zullen mogen
o.v.t.t.
  1. zou mogen
  2. zou mogen
  3. zou mogen
  4. zouden mogen
  5. zouden mogen
  6. zouden mogen
diversen
  1. mag!
  2. moogt!
  3. gemogen
  4. mogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for mogen:

NounRelated TranslationsOther Translations
pouvoir autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezag; gezaghebbers; heerschappij; kracht; licentie; macht; mandaat; procuratie; vergunning; vermogen; volmacht; voogdij; zeggenschap
VerbRelated TranslationsOther Translations
avoir la permission mogen
pouvoir mogen iets mogen; in staat zijn; kunnen; vermogen

Antonyms for "mogen":


Related Definitions for "mogen":

  1. hem aardig vinden1
    • ik mag die leraar wel1
  2. nodig of wenselijk zijn1
    • je mag wel oppassen1
  3. toestemming hebben1
    • ik mag vanavond naar de film1

Wiktionary Translations for mogen:

mogen
Cross Translation:
FromToVia
mogen pouvoir can — may
mogen pouvoir may — have permission to
mogen pouvoir dürfenModalverb (mit Infinitiv): die Erlaubnis haben, etwas zu tun

Related Translations for mogen