Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. niet laten gaan:


Dutch

Detailed Translations for niet laten gaan from Dutch to French

niet laten gaan:

niet laten gaan verb

  1. niet laten gaan (vasthouden)
    tenir; retenir; ne pas laisser aller; garder; garder chez soi
    • tenir verb (tiens, tient, tenons, tenez, )
    • retenir verb (retiens, retient, retenons, retenez, )
    • garder verb (garde, gardes, gardons, gardez, )

Translation Matrix for niet laten gaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
garder niet laten gaan; vasthouden achterhouden; behoeden; behouden; beschermen; beveiligen; bewaken; bewaren; conserveren; deponeren; geen afstand doen van; gevangen zetten; handhaven; hoeden; houden; in bescherming nemen; in de cel zetten; inhouden; interneren; isoleren; leggen; neerleggen; openhouden; opsluiten; opzij leggen; patrouilleren; plaatsen; reserveren; stand houden; surveilleren; toezicht houden; toezien; van alarm voorzien; vastzetten; voorbehouden; vrijhouden; wegleggen; wegzetten
garder chez soi niet laten gaan; vasthouden thuishouden
ne pas laisser aller niet laten gaan; vasthouden
retenir niet laten gaan; vasthouden achterhouden; afhouden; aftrekken; bedaren; bedwingen; beet hebben; beheersen; beletten; bemantelen; beteugelen; blijven staan; charteren; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; geen afstand doen van; gevangen zetten; handhaven; houden; huren; in bedwang houden; in de cel zetten; in mindering brengen; inhouden; interneren; intomen; isoleren; matigen; naar zich toe trekken; onderdrukken; onthouden; opnemen; opslaan; opsluiten; reserveren; stand houden; stilhouden; stilstaan; stoppen; tegenwerken; terughouden; vasthebben; vastzetten; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; verrekenen; versluieren; verstoppen; voorbehouden; weerhouden; wegstoppen
tenir niet laten gaan; vasthouden beet hebben; beethouden; beschikken over; bezitten; doorstaan; dragen; dulden; gevangen zetten; harden; hebben; in de cel zetten; in eigendom hebben; interneren; isoleren; opsluiten; uithouden; uitzingen; vasthebben; vastzetten; verdragen; verduren; volhouden

Related Translations for niet laten gaan