Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitdrijven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitdrijven from Dutch to French

uitdrijven:

uitdrijven verb

  1. uitdrijven
    chasser; expulser
    • chasser verb (chasse, chasses, chassons, chassez, )
    • expulser verb (expulse, expulses, expulsons, expulsez, )

Translation Matrix for uitdrijven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
chasser uitdrijven afhouden; afnemen; afzonderen; bannen; bezweren; buitensluiten; ecarteren; jachten; lichten; opdrijven; ophitsen; opjagen; uitbannen; uitsluiten; uitstoten; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; voortjagen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegjagen; wegnemen; wegwerken; weren
expulser uitdrijven afnemen; afzonderen; bannen; bezweren; deporteren; ecarteren; eraf schoppen; lichten; uitbannen; uitgooien; uitstoten; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegjagen; wegnemen; wegwerken