Dutch

Detailed Translations for uitvloeien in from Dutch to French

uitvloeien in:

uitvloeien in verb (vloei uit in, vloeit uit in, vloeide uit in, vloeiden uit in, uitgevloeid in)

  1. uitvloeien in (resulteren; uitkomen bij)
    résulter; aboutir à; atteindre; culminer
    • résulter verb
    • aboutir à verb
    • atteindre verb (atteins, atteint, atteignons, atteignez, )
    • culminer verb (culmine, culmines, culminons, culminez, )
  2. uitvloeien in (uitmonden; uitstromen)

Conjugations for uitvloeien in:

o.t.t.
  1. vloei uit in
  2. vloeit uit in
  3. vloeit uit in
  4. vloeien uit in
  5. vloeien uit in
  6. vloeien uit in
o.v.t.
  1. vloeide uit in
  2. vloeide uit in
  3. vloeide uit in
  4. vloeiden uit in
  5. vloeiden uit in
  6. vloeiden uit in
v.t.t.
  1. ben uitgevloeid in
  2. bent uitgevloeid in
  3. is uitgevloeid in
  4. zijn uitgevloeid in
  5. zijn uitgevloeid in
  6. zijn uitgevloeid in
v.v.t.
  1. was uitgevloeid in
  2. was uitgevloeid in
  3. was uitgevloeid in
  4. waren uitgevloeid in
  5. waren uitgevloeid in
  6. waren uitgevloeid in
o.t.t.t.
  1. zal uitvloeien in
  2. zult uitvloeien in
  3. zal uitvloeien in
  4. zullen uitvloeien in
  5. zullen uitvloeien in
  6. zullen uitvloeien in
o.v.t.t.
  1. zou uitvloeien in
  2. zou uitvloeien in
  3. zou uitvloeien in
  4. zouden uitvloeien in
  5. zouden uitvloeien in
  6. zouden uitvloeien in
diversen
  1. vloei uit in !
  2. vloeit uit in !
  3. uitgevloeid in
  4. uitvloeiend in
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitvloeien in:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aboutir à resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in aansturen; aflopen; belanden; eindigen op; geraken; raken; resultaat; resulteren; terechtkomen; tot gevolg hebben; treffen; uitdraaien op iets; uitkomen op; uitlopen; uitmonden; uitpakken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; verzeilen; voorbijgaan
atteindre resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in aangaan; aankomen; aflopen; arriveren; behalen; bereiken; beroeren; betreffen; doordringen; komen tot; ontroeren; penetreren in; raken; reiken; slaan op; terechtkomen; treffen; vergaan; verkrijgen; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; winnen
culminer resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in culmineren
déverser ses eaux dans uitmonden; uitstromen; uitvloeien in
résulter resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in spruiten; voortspruiten
se jeter dans uitmonden; uitstromen; uitvloeien in

Related Translations for uitvloeien in