Dutch

Detailed Synonyms for aanwinnen in Dutch

aanwinnen:

aanwinnen verb (win aan, wint aan, won aan, wonnen aan, aangewonnen)

  1. aanwinnen
    groeien; toenemen; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; opzetten; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan
    • groeien verb (groei, groeit, groeide, groeiden, gegroeid)
    • toenemen verb (neem toe, neemt toe, nam toe, namen toe, toegenomen)
    • stijgen verb (stijg, stijgt, steeg, stegen, gestegen)
    • vermeerderen verb (vermeerder, vermeerdert, vermeerderde, vermeerderden, vermeerd)
    • groter worden verb (word groter, wordt groter, werd groter, werden groter, groter geworden)
    • aanwinnen verb (win aan, wint aan, won aan, wonnen aan, aangewonnen)
    • aangroeien verb (groei aan, groeit aan, groeide aan, groeiden aan, aangegroeid)
    • aanzwellen verb (zwel aan, zwelt aan, zwol aan, zwollen aan, aangezwollen)
    • opzetten verb (zet op, zette op, zetten op, opgezet)
    • aanwassen verb (was aan, wast aan, waste aan, wasten aan, aangewassen)
    • gedijen verb (gedij, gedijt, gedijde, gedijden, gedijd)
    • de hoogte ingaan verb (ga de hoogte in, gaat de hoogte in, ging de hoogte in, gingen de hoogte in, de hoogte ingegeaan)
    • omhooggaan verb (ga omhoog, gaat omhoog, ging omhoog, gingen omhoog, omhooggegaan)

Conjugations for aanwinnen:

o.t.t.
  1. win aan
  2. wint aan
  3. wint aan
  4. winnen aan
  5. winnen aan
  6. winnen aan
o.v.t.
  1. won aan
  2. won aan
  3. won aan
  4. wonnen aan
  5. wonnen aan
  6. wonnen aan
v.t.t.
  1. heb aangewonnen
  2. hebt aangewonnen
  3. heeft aangewonnen
  4. hebben aangewonnen
  5. hebben aangewonnen
  6. hebben aangewonnen
v.v.t.
  1. had aangewonnen
  2. had aangewonnen
  3. had aangewonnen
  4. hadden aangewonnen
  5. hadden aangewonnen
  6. hadden aangewonnen
o.t.t.t.
  1. zal aanwinnen
  2. zult aanwinnen
  3. zal aanwinnen
  4. zullen aanwinnen
  5. zullen aanwinnen
  6. zullen aanwinnen
o.v.t.t.
  1. zou aanwinnen
  2. zou aanwinnen
  3. zou aanwinnen
  4. zouden aanwinnen
  5. zouden aanwinnen
  6. zouden aanwinnen
diversen
  1. win aan!
  2. wint aan!
  3. aangewonnen
  4. aanwinnende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze