Dutch

Detailed Synonyms for bliksem in Dutch

bliksem:

bliksem [de ~ (m)] noun

  1. de bliksem
    de bliksem; de weerlicht
  2. de bliksem
    de bliksemschicht; de bliksemslag; de bliksem; de flits; de bliksemflits
  3. de bliksem
    het hemelvuur; de bliksem
  4. de bliksem
    – een lichtflits door de lucht 1
    de bliksem
    – een lichtflits door de lucht 1
    • bliksem [de ~ (m)] noun
      • eerst was er alleen onweer, later ook bliksem1

Related Words for "bliksem":


Related Definitions for "bliksem":

  1. een lichtflits door de lucht1
    • eerst was er alleen onweer, later ook bliksem1

bliksem form of bliksemen:

bliksemen verb (bliksem, bliksemt, bliksemde, bliksemden, gebliksemd)

  1. bliksemen
    lichten; bliksemen; weerlichten
    • lichten verb (licht, lichtte, lichtten, gelicht)
    • bliksemen verb (bliksem, bliksemt, bliksemde, bliksemden, gebliksemd)
    • weerlichten verb (weerlicht, weerlichtte, weerlichtten, geweerlicht)

Conjugations for bliksemen:

o.t.t.
  1. bliksem
  2. bliksemt
  3. bliksemt
  4. bliksemen
  5. bliksemen
  6. bliksemen
o.v.t.
  1. bliksemde
  2. bliksemde
  3. bliksemde
  4. bliksemden
  5. bliksemden
  6. bliksemden
v.t.t.
  1. heb gebliksemd
  2. hebt gebliksemd
  3. heeft gebliksemd
  4. hebben gebliksemd
  5. hebben gebliksemd
  6. hebben gebliksemd
v.v.t.
  1. had gebliksemd
  2. had gebliksemd
  3. had gebliksemd
  4. hadden gebliksemd
  5. hadden gebliksemd
  6. hadden gebliksemd
o.t.t.t.
  1. zal bliksemen
  2. zult bliksemen
  3. zal bliksemen
  4. zullen bliksemen
  5. zullen bliksemen
  6. zullen bliksemen
o.v.t.t.
  1. zou bliksemen
  2. zou bliksemen
  3. zou bliksemen
  4. zouden bliksemen
  5. zouden bliksemen
  6. zouden bliksemen
diversen
  1. bliksem!
  2. bliksemt!
  3. gebliksemd
  4. bliksemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "bliksemen":