Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. klotsen:
  2. klots:


Dutch

Detailed Synonyms for klotsen in Dutch

klotsen:

klotsen verb (klots, klotst, klotste, klotsten, geklotst)

  1. klotsen
    klotsen
    • klotsen verb (klots, klotst, klotste, klotsten, geklotst)

Conjugations for klotsen:

o.t.t.
  1. klots
  2. klotst
  3. klotst
  4. klotsen
  5. klotsen
  6. klotsen
o.v.t.
  1. klotste
  2. klotste
  3. klotste
  4. klotsten
  5. klotsten
  6. klotsten
v.t.t.
  1. heb geklotst
  2. hebt geklotst
  3. heeft geklotst
  4. hebben geklotst
  5. hebben geklotst
  6. hebben geklotst
v.v.t.
  1. had geklotst
  2. had geklotst
  3. had geklotst
  4. hadden geklotst
  5. hadden geklotst
  6. hadden geklotst
o.t.t.t.
  1. zal klotsen
  2. zult klotsen
  3. zal klotsen
  4. zullen klotsen
  5. zullen klotsen
  6. zullen klotsen
o.v.t.t.
  1. zou klotsen
  2. zou klotsen
  3. zou klotsen
  4. zouden klotsen
  5. zouden klotsen
  6. zouden klotsen
diversen
  1. klots!
  2. klotst!
  3. geklotst
  4. klotsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "klotsen":


klotsen form of klots:

klots [znw.] noun

  1. klots

Related Words for "klots":