Summary


Dutch

Detailed Synonyms for lak in Dutch

lak:

lak [de ~ (m)] noun

  1. de lak
    de vernis; de lak; de laklaag
  2. de lak
    – soort verf die doorzichtig of gekleurd is 1
    de lak
    – soort verf die doorzichtig of gekleurd is 1
    • lak [de ~ (m)] noun
      • er zit een kras op mijn auto1

Related Words for "lak":


Related Definitions for "lak":

  1. soort verf die doorzichtig of gekleurd is1
    • er zit een kras op mijn auto1

lakken:

lakken verb (lak, lakt, lakte, lakten, gelakt)

  1. lakken
    lakken; vernissen
    • lakken verb (lak, lakt, lakte, lakten, gelakt)
    • vernissen verb (vernis, vernist, verniste, vernisten, vernist)
  2. lakken
    verven; schilderen; lakken; beschilderen
    • verven verb (verf, verft, verfde, verfden, geverfd)
    • schilderen verb (schilder, schildert, schilderde, schilderden, geschilderd)
    • lakken verb (lak, lakt, lakte, lakten, gelakt)
    • beschilderen verb (beschilder, beschildert, beschilderde, beschilderden, beschilderd)

Conjugations for lakken:

o.t.t.
  1. lak
  2. lakt
  3. lakt
  4. lakken
  5. lakken
  6. lakken
o.v.t.
  1. lakte
  2. lakte
  3. lakte
  4. lakten
  5. lakten
  6. lakten
v.t.t.
  1. heb gelakt
  2. hebt gelakt
  3. heeft gelakt
  4. hebben gelakt
  5. hebben gelakt
  6. hebben gelakt
v.v.t.
  1. had gelakt
  2. had gelakt
  3. had gelakt
  4. hadden gelakt
  5. hadden gelakt
  6. hadden gelakt
o.t.t.t.
  1. zal lakken
  2. zult lakken
  3. zal lakken
  4. zullen lakken
  5. zullen lakken
  6. zullen lakken
o.v.t.t.
  1. zou lakken
  2. zou lakken
  3. zou lakken
  4. zouden lakken
  5. zouden lakken
  6. zouden lakken
diversen
  1. lak!
  2. lakt!
  3. gelakt
  4. lakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "lakken":