Dutch

Detailed Synonyms for managen in Dutch

managen:

managen verb (manage, managed, managde, managden, gemanaged)

  1. managen
    managen; iets aankunnen
  2. managen
    leiden; besturen; aanvoeren; voorzitten; leiding geven; managen
    • leiden verb (leid, leidt, leidde, leidden, geleid)
    • besturen verb (bestuur, bestuurt, bestuurde, bestuurden, bestuurd)
    • aanvoeren verb (voer aan, voert aan, voerde aan, voerden aan, aangevoerd)
    • voorzitten verb (zit voor, zat voor, zaten voor, voorgezeten)
    • managen verb (manage, managed, managde, managden, gemanaged)

Conjugations for managen:

o.t.t.
  1. manage
  2. managed
  3. managed
  4. managen
  5. managen
  6. managen
o.v.t.
  1. managde
  2. managde
  3. managde
  4. managden
  5. managden
  6. managden
v.t.t.
  1. heb gemanaged
  2. hebt gemanaged
  3. heeft gemanaged
  4. hebben gemanaged
  5. hebben gemanaged
  6. hebben gemanaged
v.v.t.
  1. had gemanaged
  2. had gemanaged
  3. had gemanaged
  4. hadden gemanaged
  5. hadden gemanaged
  6. hadden gemanaged
o.t.t.t.
  1. zal managen
  2. zult managen
  3. zal managen
  4. zullen managen
  5. zullen managen
  6. zullen managen
o.v.t.t.
  1. zou managen
  2. zou managen
  3. zou managen
  4. zouden managen
  5. zouden managen
  6. zouden managen
diversen
  1. manage!
  2. manage!
  3. gemanaged
  4. managend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze