Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. moer:
  2. moeren:


Dutch

Detailed Synonyms for moer in Dutch

moer:

moer [de ~ (v)] noun

  1. de moer
    de droesem; de drab; het grondsop; het dik; de moer; het bezinksel; het zetsel
  2. het moer
    – ijzeren ringetje met schroefdraad van binnen 1
    het moer
    – ijzeren ringetje met schroefdraad van binnen 1
    • moer [het ~] noun
      • ik draai de moer op de schroef1

Related Words for "moer":


Related Definitions for "moer":

  1. ijzeren ringetje met schroefdraad van binnen1
    • ik draai de moer op de schroef1

moeren:

moeren verb (moer, moert, moerde, moerden, gemoerd)

  1. moeren
    kapotmaken; moeren; mollen
    • kapotmaken verb (maak kapot, maakt kapot, maakte kapot, maakten kapot, kapot gemaakt)
    • moeren verb (moer, moert, moerde, moerden, gemoerd)
    • mollen verb (mol, molt, molde, molden, gemold)

Conjugations for moeren:

o.t.t.
  1. moer
  2. moert
  3. moert
  4. moeren
  5. moeren
  6. moeren
o.v.t.
  1. moerde
  2. moerde
  3. moerde
  4. moerden
  5. moerden
  6. moerden
v.t.t.
  1. heb gemoerd
  2. hebt gemoerd
  3. heeft gemoerd
  4. hebben gemoerd
  5. hebben gemoerd
  6. hebben gemoerd
v.v.t.
  1. had gemoerd
  2. had gemoerd
  3. had gemoerd
  4. hadden gemoerd
  5. hadden gemoerd
  6. hadden gemoerd
o.t.t.t.
  1. zal moeren
  2. zult moeren
  3. zal moeren
  4. zullen moeren
  5. zullen moeren
  6. zullen moeren
o.v.t.t.
  1. zou moeren
  2. zou moeren
  3. zou moeren
  4. zouden moeren
  5. zouden moeren
  6. zouden moeren
en verder
  1. ben gemoerd
  2. bent gemoerd
  3. is gemoerd
  4. zijn gemoerd
  5. zijn gemoerd
  6. zijn gemoerd
diversen
  1. moer!
  2. moert!
  3. gemoerd
  4. moerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "moeren":