Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. naäpen:


Dutch

Detailed Synonyms for naäpen in Dutch

naäpen:

naäpen verb (aap na, aapt na, aapte na, aapten na, nageaapt)

  1. naäpen
    naäpen
    • naäpen verb (aap na, aapt na, aapte na, aapten na, nageaapt)

Conjugations for naäpen:

o.t.t.
  1. aap na
  2. aapt na
  3. aapt na
  4. apen na
  5. apen na
  6. apen na
o.v.t.
  1. aapte na
  2. aapte na
  3. aapte na
  4. aapten na
  5. aapten na
  6. aapten na
v.t.t.
  1. heb nageaapt
  2. hebt nageaapt
  3. heeft nageaapt
  4. hebben nageaapt
  5. hebben nageaapt
  6. hebben nageaapt
v.v.t.
  1. had nageaapt
  2. had nageaapt
  3. had nageaapt
  4. hadden nageaapt
  5. hadden nageaapt
  6. hadden nageaapt
o.t.t.t.
  1. zal naäpen
  2. zult naäpen
  3. zal naäpen
  4. zullen naäpen
  5. zullen naäpen
  6. zullen naäpen
o.v.t.t.
  1. zou naäpen
  2. zou naäpen
  3. zou naäpen
  4. zouden naäpen
  5. zouden naäpen
  6. zouden naäpen
en verder
  1. ben nageaapt
  2. bent nageaapt
  3. is nageaapt
  4. zijn nageaapt
  5. zijn nageaapt
  6. zijn nageaapt
diversen
  1. aap na!
  2. aapt na!
  3. nageaapt
  4. naäpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze