Dutch

Detailed Synonyms for opstijgen in Dutch

opstijgen:

opstijgen verb (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)

  1. opstijgen
    opstijgen; omhoogkomen; opvliegen
    • opstijgen verb (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
    • omhoogkomen verb (kom omhoog, komt omhoog, kwam omhoog, kwamen omhoog, omhooggekomen)
    • opvliegen verb (vlieg op, vliegt op, vloog op, vlogen op, opgevlogen)
  2. opstijgen
    opstijgen; in de lucht omhoogstijgen; stijgen; de hoogte ingaan
  3. opstijgen
    opstijgen; wegvliegen; afvliegen
    • opstijgen verb (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
    • wegvliegen verb (vlieg weg, vliegt weg, vloog weg, vlogen weg, weggevlogen)
    • afvliegen verb (vlieg af, vliegt af, vloog af, vlogen af, afgevlogen)
  4. opstijgen
    – omhoog gaan 1
    opstijgen
    – omhoog gaan 1
    • opstijgen verb (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
      • de ballon steeg langzaam op1
  5. opstijgen
    – op een paard gaan zitten 1
    opstijgen
    – op een paard gaan zitten 1
    • opstijgen verb (stijg op, stijgt op, steeg op, stegen op, opgestegen)
      • hij steeg op het paard1

Conjugations for opstijgen:

o.t.t.
  1. stijg op
  2. stijgt op
  3. stijgt op
  4. stijgen op
  5. stijgen op
  6. stijgen op
o.v.t.
  1. steeg op
  2. steeg op
  3. steeg op
  4. stegen op
  5. stegen op
  6. stegen op
v.t.t.
  1. ben opgestegen
  2. bent opgestegen
  3. is opgestegen
  4. zijn opgestegen
  5. zijn opgestegen
  6. zijn opgestegen
v.v.t.
  1. was opgestegen
  2. was opgestegen
  3. was opgestegen
  4. waren opgestegen
  5. waren opgestegen
  6. waren opgestegen
o.t.t.t.
  1. zal opstijgen
  2. zult opstijgen
  3. zal opstijgen
  4. zullen opstijgen
  5. zullen opstijgen
  6. zullen opstijgen
o.v.t.t.
  1. zou opstijgen
  2. zou opstijgen
  3. zou opstijgen
  4. zouden opstijgen
  5. zouden opstijgen
  6. zouden opstijgen
diversen
  1. stijg op!
  2. stijgt op!
  3. opgestegen
  4. opstijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opstijgen [znw.] noun

  1. opstijgen
    de stijging; stijgen; opstijgen; omhoogkomen; klimmen

Antonyms for "opstijgen":


Related Definitions for "opstijgen":

  1. omhoog gaan1
    • de ballon steeg langzaam op1
  2. op een paard gaan zitten1
    • hij steeg op het paard1

Related Synonyms for opstijgen