Dutch

Detailed Synonyms for vak in Dutch

vak:

vak [het ~] noun

  1. het vak
    het beroep; het werk; het vak
  2. het vak
    het ambacht; de stiel; métier; het vak
  3. het vak
    het werk; de arbeid; de taak; de werkzaamheid; het vak; de inspanning; het ambacht; de bezigheid
  4. het vak
    het vak; het vriesvak
  5. het vak
    – wat je doet om geld te verdienen 1
    het vak; het beroep
    – wat je doet om geld te verdienen 1
    • vak [het ~] noun
      • het is belangrijk dat iedereen een vak leert1
    • beroep [het ~] noun
      • hij is automonteur van beroep1
  6. het vak
    – hokje in een kast of la 1
    het vak
    – hokje in een kast of la 1
    • vak [het ~] noun
      • in dit vak horen de messen1
  7. het vak
    – onderdeel van de wetenschap 1
    het vak
    – onderdeel van de wetenschap 1
    • vak [het ~] noun
      • wiskunde is een moeilijk vak1
  8. het vak
    – plat vlak, begrensd door rechte lijnen 1
    het vak
    – plat vlak, begrensd door rechte lijnen 1
    • vak [het ~] noun
      • hoeveel vakjes heeft een dambord?1

Related Words for "vak":


Alternate Synonyms for "vak":


Related Definitions for "vak":

  1. wat je doet om geld te verdienen1
    • het is belangrijk dat iedereen een vak leert1
  2. hokje in een kast of la1
    • in dit vak horen de messen1
  3. onderdeel van de wetenschap1
    • wiskunde is een moeilijk vak1
  4. plat vlak, begrensd door rechte lijnen1
    • hoeveel vakjes heeft een dambord?1