Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. voorstaan:


Dutch

Detailed Synonyms for voorstaan in Dutch

voorstaan:

voorstaan verb (sta voor, staat voor, stond voor, stonden voor, voorgestaan)

  1. voorstaan
    van mening zijn; voorstaan
    • van mening zijn verb (ben van mening, bent van mening, was van mening, waren van mening, van mening geweest)
    • voorstaan verb (sta voor, staat voor, stond voor, stonden voor, voorgestaan)

Conjugations for voorstaan:

o.t.t.
  1. sta voor
  2. staat voor
  3. staat voor
  4. staan voor
  5. staan voor
  6. staan voor
o.v.t.
  1. stond voor
  2. stond voor
  3. stond voor
  4. stonden voor
  5. stonden voor
  6. stonden voor
v.t.t.
  1. heb voorgestaan
  2. hebt voorgestaan
  3. heeft voorgestaan
  4. hebben voorgestaan
  5. hebben voorgestaan
  6. hebben voorgestaan
v.v.t.
  1. had voorgestaan
  2. had voorgestaan
  3. had voorgestaan
  4. hadden voorgestaan
  5. hadden voorgestaan
  6. hadden voorgestaan
o.t.t.t.
  1. zal voorstaan
  2. zult voorstaan
  3. zal voorstaan
  4. zullen voorstaan
  5. zullen voorstaan
  6. zullen voorstaan
o.v.t.t.
  1. zou voorstaan
  2. zou voorstaan
  3. zou voorstaan
  4. zouden voorstaan
  5. zouden voorstaan
  6. zouden voorstaan
diversen
  1. sta voor!
  2. staat voor!
  3. voorgestaan
  4. voorstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Synonyms for voorstaan