Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schades:
  2. schade:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schades from Dutch to Swedish

schades:

schades [de ~] noun, plural

  1. de schades
    skador

Translation Matrix for schades:

NounRelated TranslationsOther Translations
skador schades beschadigingen; blessures; kwetsuren; verwondingen; wonden

Related Words for "schades":


schades form of schade:

schade [de ~] noun

  1. de schade (afbreuk; verlies)
    skada; förlust
  2. de schade (beschadiging)
    skada
  3. de schade (nadeel; verlies)
    skada; skadegörelse

Translation Matrix for schade:

NounRelated TranslationsOther Translations
förlust afbreuk; schade; verlies het verliezen; nederlaag; overwonnen-worden; schadepost; verbeurdverklaring; verlies; verliespost
skada afbreuk; beschadiging; nadeel; schade; verlies averij; belediging; benadeling; beschadigen; blessure; grief; het verliezen; krenking; kwetsen; kwetsuur; laster; letsel; oneer; schadepost; schande; smaad; verlies; verliespost; verwonding; wond
skadegörelse nadeel; schade; verlies
VerbRelated TranslationsOther Translations
skada aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; knauwen; krenken; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn voor; onteren; ontwijden; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
skada helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig

Related Words for "schade":


Related Definitions for "schade":

  1. aantasting waardoor het niet meer gaaf is1
    • de storm heeft veel schade veroorzaakt1
  2. nadeel van vervelende gebeurtenis1
    • bij dat ongeluk heb ik veel schade opgelopen1

Wiktionary Translations for schade:


Cross Translation:
FromToVia
schade skada damage — abstract measure of something not being intact; harm
schade skada detriment — harm, hurt, damage
schade skada; förlust dommage — Perte matérielle; dégât (sens général)
schade skada; åverkan dégâtdommage, détérioration amener par un accident ou une cause violente.
schade förlust perte — Privation de quelque chose de précieux, d’agréable, de commode, qu’on avait. (Sens général).
schade förlust préjudicetort ; dommage.

External Machine Translations: