Dutch

Detailed Translations for aanbevelen from Dutch to Swedish

aanbevelen:

aanbevelen verb (beveel aan, beveelt aan, beval aan, bevolen aan, aanbevolen)

  1. aanbevelen (iemand recommanderen; voordragen; aanraden; nomineren)
    råda; utse; rekommendera
    • råda verb (råder, rådde, rått)
    • utse verb (utser, utsedde, utsett)
    • rekommendera verb (rekommenderar, rekommenderade, rekommenderat)
  2. aanbevelen (aanprijzen)
    rekommendera; anbefalla; anprisa
    • rekommendera verb (rekommenderar, rekommenderade, rekommenderat)
    • anbefalla verb (anbefallar, anbefallade, anbefallat)
    • anprisa verb (anprisar, anprisade, anprisat)

Conjugations for aanbevelen:

o.t.t.
  1. beveel aan
  2. beveelt aan
  3. beveelt aan
  4. bevelen aan
  5. bevelen aan
  6. bevelen aan
o.v.t.
  1. beval aan
  2. beval aan
  3. beval aan
  4. bevolen aan
  5. bevolen aan
  6. bevolen aan
v.t.t.
  1. heb aanbevolen
  2. hebt aanbevolen
  3. heeft aanbevolen
  4. hebben aanbevolen
  5. hebben aanbevolen
  6. hebben aanbevolen
v.v.t.
  1. had aanbevolen
  2. had aanbevolen
  3. had aanbevolen
  4. hadden aanbevolen
  5. hadden aanbevolen
  6. hadden aanbevolen
o.t.t.t.
  1. zal aanbevelen
  2. zult aanbevelen
  3. zal aanbevelen
  4. zullen aanbevelen
  5. zullen aanbevelen
  6. zullen aanbevelen
o.v.t.t.
  1. zou aanbevelen
  2. zou aanbevelen
  3. zou aanbevelen
  4. zouden aanbevelen
  5. zouden aanbevelen
  6. zouden aanbevelen
diversen
  1. beveel aan!
  2. beveelt aan!
  3. aanbevolen
  4. aanbevelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanbevelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anbefalla aanbevelen; aanprijzen
anprisa aanbevelen; aanprijzen
rekommendera aanbevelen; aanprijzen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen aanraden; adviseren; recommanderen; van raad dienen
råda aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen aanraden; adviseren; de overhand hebben; domineren; heerschappij voeren; heersen; overheersen; raadgeven; van raad dienen
utse aanbevelen; aanraden; iemand recommanderen; nomineren; voordragen

Wiktionary Translations for aanbevelen:


Cross Translation:
FromToVia
aanbevelen förespråka advocate — encourage support for
aanbevelen stå bakom; ställa sig bakom; stödja endorse — support
aanbevelen rekommendera recommend — to commend to the favorable notice of another
aanbevelen rekommendera; förorda; anbefalla empfehlen — (transitiv) jemanden als vorteilhaft, geeignet, zuverlässig infrage kommend benennen; jemandem anraten, sich für jemanden beziehungsweise etwas zu entscheiden
aanbevelen rekommendera sig empfehlen — (reflexiv) geh.|, veraltend, in Höflichkeitsformeln: einen Gruß entbieten
aanbevelen förespråka préconiser — rare|fr louer publiquement, vanter, prôner.
aanbevelen anbefalla; förorda; rekommendera recommander — à trier