Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. assisteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for assisteren from Dutch to Swedish

assisteren:

assisteren verb (assisteer, assisteert, assisteerde, assisteerden, geassisteerd)

  1. assisteren (helpen; ondersteunen; seconderen; )
    hjälpa; stödja; ge bistånd; assistera
    • hjälpa verb (hjälpar, hjälpade, hjälpat)
    • stödja verb (stöder, stödde, stött)
    • ge bistånd verb (ger bistånd, gav bistånd, givit bistånd)
    • assistera verb (assisterar, assisterade, assisterat)
  2. assisteren (handreiken)
    hjälpa; bistå; assistera
    • hjälpa verb (hjälpar, hjälpade, hjälpat)
    • bistå verb (bistår, bistod, bistått)
    • assistera verb (assisterar, assisterade, assisterat)

Conjugations for assisteren:

o.t.t.
  1. assisteer
  2. assisteert
  3. assisteert
  4. assisteren
  5. assisteren
  6. assisteren
o.v.t.
  1. assisteerde
  2. assisteerde
  3. assisteerde
  4. assisteerden
  5. assisteerden
  6. assisteerden
v.t.t.
  1. heb geassisteerd
  2. hebt geassisteerd
  3. heeft geassisteerd
  4. hebben geassisteerd
  5. hebben geassisteerd
  6. hebben geassisteerd
v.v.t.
  1. had geassisteerd
  2. had geassisteerd
  3. had geassisteerd
  4. hadden geassisteerd
  5. hadden geassisteerd
  6. hadden geassisteerd
o.t.t.t.
  1. zal assisteren
  2. zult assisteren
  3. zal assisteren
  4. zullen assisteren
  5. zullen assisteren
  6. zullen assisteren
o.v.t.t.
  1. zou assisteren
  2. zou assisteren
  3. zou assisteren
  4. zouden assisteren
  5. zouden assisteren
  6. zouden assisteren
diversen
  1. assisteer!
  2. assisteert!
  3. geassisteerd
  4. assisterende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for assisteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
hjälpa hulpverlenen
VerbRelated TranslationsOther Translations
assistera assisteren; bijspringen; bijstaan; handreiken; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen bijdragen; meehelpen
bistå assisteren; handreiken bijspringen; meehelpen
ge bistånd assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen
hjälpa assisteren; bijspringen; bijstaan; handreiken; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen avanceren; behulpzaam zijn; bijdragen; bijspringen; gedienstig zijn; helpen; meedenken; meehelpen; promoten
stödja assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen ondersteunen; rugsteunen; steunen; subsidiëren

Wiktionary Translations for assisteren:


Cross Translation:
FromToVia
assisteren stödja; bistå; hjälpa; assistera assist — help
assisteren biträda; hjälpa aiderfaciliter l’accomplissement d’une action.
assisteren biträda; hjälpa secouriraider ; courir à l’aide de quelqu’un ; prêter assistance à qui en avoir besoin de.