Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. druiloor:


Dutch

Detailed Translations for druiloor from Dutch to Swedish

druiloor:

druiloor [de ~] noun

  1. de druiloor (sufferd; schaapskop; oen; sul)
    klantskalle; tönt
  2. de druiloor (onnozelaar; schapenkop; schaapskop; )
    dumskalle; dåre; idiot

Translation Matrix for druiloor:

NounRelated TranslationsOther Translations
dumskalle druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul domkop; dommerik; domoor; druiloortjes; ezel; stommeling; sufferd; sufferdje; sufferdjes; uilskuiken
dåre druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul dwaas; gek; idioot; ijveraar; imbeciel; mallerd; malloot; maniak; pias; scherpslijper; zeloot; zot; zottin
idiot druiloor; idioot; kalfskop; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sukkel; sul dolleman; domkop; dommerik; domoor; dwaas; geesteszieke; gek; idioot; imbeciel; krankzinnige; onnozelaar; sodemieter; stommeling; sufferd; sufferdje; uilskuiken; waanzinnige
klantskalle druiloor; oen; schaapskop; sufferd; sul beunhaas; koekenbakker; takkewijf; trut
tönt druiloor; oen; schaapskop; sufferd; sul gek; hansworst; kwast; kwibus; nar; zot

Related Words for "druiloor":


Related Definitions for "druiloor":

  1. sloom persoon1
    • die vriend van Anja is een echter druiloor1