Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. duikelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for duikelen from Dutch to Swedish

duikelen:

duikelen verb (duikel, duikelt, duikelde, duikelden, geduikeld)

  1. duikelen (buitelen)
    falla; stupa; ramla omkull; tumla över ända
    • falla verb (faller, föll, fallit)
    • stupa verb (stupar, stupade, stupat)
    • ramla omkull verb (ramlar omkull, ramlade omkull, ramlat omkull)
    • tumla över ända verb (tumlar över ända, tumlade över ända, tumlat över ända)

Conjugations for duikelen:

o.t.t.
  1. duikel
  2. duikelt
  3. duikelt
  4. duikelen
  5. duikelen
  6. duikelen
o.v.t.
  1. duikelde
  2. duikelde
  3. duikelde
  4. duikelden
  5. duikelden
  6. duikelden
v.t.t.
  1. ben geduikeld
  2. bent geduikeld
  3. is geduikeld
  4. zijn geduikeld
  5. zijn geduikeld
  6. zijn geduikeld
v.v.t.
  1. was geduikeld
  2. was geduikeld
  3. was geduikeld
  4. waren geduikeld
  5. waren geduikeld
  6. waren geduikeld
o.t.t.t.
  1. zal duikelen
  2. zult duikelen
  3. zal duikelen
  4. zullen duikelen
  5. zullen duikelen
  6. zullen duikelen
o.v.t.t.
  1. zou duikelen
  2. zou duikelen
  3. zou duikelen
  4. zouden duikelen
  5. zouden duikelen
  6. zouden duikelen
diversen
  1. duikel!
  2. duikelt!
  3. geduikeld
  4. duikelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for duikelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
falla landing; terechtkomen; val
VerbRelated TranslationsOther Translations
falla buitelen; duikelen omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
ramla omkull buitelen; duikelen
stupa buitelen; duikelen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
tumla över ända buitelen; duikelen

Wiktionary Translations for duikelen:


Cross Translation:
FromToVia
duikelen ramla; falla; trilla purzeln — mit dem Kopf voraus hinfallen