Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. geringschatten:


Dutch

Detailed Translations for geringschatten from Dutch to Swedish

geringschatten:

geringschatten verb (geringschat, geringschatte, geringschatten, geringgeschat)

  1. geringschatten (minachten; verachten; neerkijken op)
    avsky
    • avsky verb (avskyr, avskydde, avskytt)

Conjugations for geringschatten:

o.t.t.
  1. geringschat
  2. geringschat
  3. geringschat
  4. geringschatten
  5. geringschatten
  6. geringschatten
o.v.t.
  1. geringschatte
  2. geringschatte
  3. geringschatte
  4. geringschatten
  5. geringschatten
  6. geringschatten
v.t.t.
  1. heb geringgeschat
  2. hebt geringgeschat
  3. heeft geringgeschat
  4. hebben geringgeschat
  5. hebben geringgeschat
  6. hebben geringgeschat
v.v.t.
  1. had geringgeschat
  2. had geringgeschat
  3. had geringgeschat
  4. hadden geringgeschat
  5. hadden geringgeschat
  6. hadden geringgeschat
o.t.t.t.
  1. zal geringschatten
  2. zult geringschatten
  3. zal geringschatten
  4. zullen geringschatten
  5. zullen geringschatten
  6. zullen geringschatten
o.v.t.t.
  1. zou geringschatten
  2. zou geringschatten
  3. zou geringschatten
  4. zouden geringschatten
  5. zouden geringschatten
  6. zouden geringschatten
en verder
  1. is geringgeschat
  2. zijn geringgeschat
diversen
  1. geringschat!
  2. geringschat!
  3. geringgeschat
  4. geringschattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for geringschatten:

NounRelated TranslationsOther Translations
avsky afgrijzen; gruwen; schrik; verafschuwing; verbijstering; verfoeiing; verfoeilijkheid; walging; weerzin
VerbRelated TranslationsOther Translations
avsky geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten haten; verafschuwen; verfoeien